Wet van 10 december 1969, houdende nieuwe regeling van de toekenning van uitkering en van pensioen aan politieke ambtsdragers, zomede van pensioen aan hun nabestaanden
Een gewezen minister kan na afloop van de uitkeringsduur, bedoeld in artikel 7, een deel van de opgebouwde aanspraken op eigen pensioen, omzetten in een aanspraak op nabestaandenpensioen bij overlijden voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Onze Minister doet binnen vier maanden voor de afloop van de uitkering mededeling van deze omzettingsmogelijkheid. De gewezen minister maakt zijn keuze voor een omzetting binnen zes weken na de mededeling schriftelijk aan Onze Minister kenbaar. Tot het einde van die termijn verkrijgt de gewezen minister een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen overeenkomstig de tijd tot het aftreden van de minister.
De in het eerste lid bedoelde omzetting wordt gevolgd door een omzetting van de verkregen aanspraken op nabestaandenpensioen in een aanspraak op eigen pensioen indien:
a.
de in het eerste lid bedoelde omzetting gevolgd wordt door een waardeoverdracht als bedoeld in artikel 107;
Bij de omzettingen wordt een ruilvoet toegepast die aansluit bij de ruilvoet die in overeenkomstige gevallen wordt gehanteerd ten aanzien van overheidswerknemers.
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.