1.
Een verplichting tot gedogen, als bedoeld in artikel 5, wordt opgelegd door Onze Minister.
2.
Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3.
Indien het gedogen een openbaar belang aanmerkelijk dreigt te schaden, pleegt Onze Minister, alvorens de verplichting tot gedogen op te leggen, overleg met Onze Minister, onder wiens verantwoordelijkheid de zorg voor dat belang berust.
4.
De verplichting tot gedogen gaat niet eerder in dan na verloop van vier werkdagen na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
5.
In dringende gevallen kan Onze Minister afwijken van het tweede lid en kan hij bepalen, dat de verplichting tot gedogen onmiddellijk ingaat.
6.
Wanneer Onze Minister niet binnen vier weken na de datum van de bekendmaking van het besluit is overgegaan tot uitvoering van datgene, waarop de verplichting tot gedogen betrekking had, vergoedt hij de schade, welke door het opleggen van de verplichting tot gedogen is ontstaan.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemene bepaling
+ Hoofdstuk II. Opheffing publiekrechtelijke belemmeringen
- Hoofdstuk III. Opheffing privaatrechtelijke belemmeringen
+ Hoofdstuk IV. Slotbepaling
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Parlement
Documenten bij de totstandkoming van (deze versie van) de wet.

Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht