Artikel 1
Als representatieve organisaties, bedoeld in
artikel 29, derde lid, van de Jachtwet , welke op voet van het bepaalde in genoemd artikel zes leden van het Jachtfonds benoemen, worden aangewezen:
a.
op het gebied van de landbouw:
het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité, gevestigd te 's-Gravenhage;
de Nederlandsche Christelijke Boeren- en Tuindersbond, gevestigd te 's-Gravenhage;
de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond, gevestigd te 's-Gravenhage,
met dien verstande dat deze organisaties gezamenlijk twee leden van het Jachtfonds benoemen;
b.
op het gebied van de jacht:
de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging, gevestigd te Amersfoort, welke twee leden van het Jachtfonds benoemt;
c.
op het gebied van de natuurbescherming:
de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, gevestigd te 's-Graveland;
de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, gevestigd te Zeist;
de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, gevestigd te Rotterdam,
met dien verstande dat deze organisaties gezamenlijk twee leden van het Jachtfonds benoemen.