1.
De buitengewoon agent van politie en zijn werkgever zorgen ervoor dat eerstgenoemde blijft beschikken over de bekwaamheid en de betrouwbaarheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden. Hij werkt mee aan de regelmatige toetsing van de bekwaamheid en volgt in door Onze Minister te bepalen gevallen een bijscholingsprogramma waarmee deze heeft ingestemd.
2.
De buitengewoon agent van politie woont de door Onze Minister en zijn werkgever aangewezen bijeenkomsten bij, waarin onderricht wordt gegeven in zaken welke verband houden met de uitoefening van opsporingsbevoegdheden.
1.
Indien de uitoefening van politiebevoegdheden mede het gebruik omvat van een geweldmiddel, dient de buitengewoon agent van politie hiervoor bekwaam te zijn.
2.
Een buitengewoon agent van politie is steeds voor de duur van een kalenderjaar geoefend in het gebruik van de politiebevoegdheden of een geweldmiddel, indien hij in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd:
a. de toets geweldsbeheersing;
b. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden.
3.
Een buitengewoon agent van politie is steeds voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van een vuurwapen, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar de toets schietvaardigheid met voldoende resultaat heeft afgelegd.
4.
De werkgever draagt er, in overeenstemming met de direct toezichthouder, zorg voor dat de buitengewoon agent van politie slechts gebruik maakt van politiebevoegdheden, indien hij is geoefend in de toepassing van deze bevoegdheden. Indien de buitengewoon agent van politie niet met voldoende resultaat op de laatste dag van een kalenderjaar de in het tweede lid bedoelde toetsen nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, is de buitengewoon agent van politie niet bevoegd gebruik te maken van deze bevoegdheden.
5.
De direct toezichthouder draagt er, in overeenstemming met de werkgever, zorg voor dat de buitengewoon agent van politie slechts over een geweldmiddel beschikt, anders dan voor het vervoer en het gebruik ervan voor het volgen van onderwijs, indien hij geoefend is in het gebruik van dat geweldmiddel. Indien een buitengewoon agent van politie op de laatste dag van een kalenderjaar of kalenderhalfjaar de in het tweede en derde lid bedoelde toetsen nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, wordt het geweldmiddel in het gebruik waarvan hij dientengevolge niet langer is geoefend, door de direct toezichthouder ingenomen. De inname van het geweldmiddel kan geschieden middels tussenkomst van de werkgever.
6.
De ambtenaar van wie een geweldmiddel op grond van het vijfde lid is ingenomen, kan voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar of kalenderhalfjaar wederom over het geweldmiddel beschikken vanaf het moment dat hij de toetsen die hij niet of niet met voldoende resultaat had afgelegd, alsnog met voldoende resultaat aflegt.
7.
Het eerste tot en met zesde lid van dit artikel en de artikelen 32 en 33 zijn niet van toepassing op de buitengewoon agent van politie die werkzaam is bij de Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
1.
De werkgever draagt zorg voor een op de bekwaamheidseisen afgestemde training van de buitengewoon agent van politie.
2.
De buitengewoon agent van politie is verantwoordelijk voor zijn deelname aan de training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen en de toetsing.
1.
De toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en de toets schietvaardigheid worden afgenomen door een door Onze Minister of, voor zover de buitengewoon agent van politie werkzaam is bij de Koninklijke marechaussee Onze Minister van Defensie daartoe aangewezen toetser.
2.
Indien een buitengewoon agent van politie op de laatste dag van de in artikel 31 bedoelde perioden, één van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan de werkgever en de direct toezichthouder.
3.
De werkgever draagt zorg voor de registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 31 bedoelde toetsen. De werkgever verstrekt de direct toezichthouder, de toezichthouder en Onze Minister desgevraagd de gewenste inlichtingen over de registratie, bedoeld in de eerste volzin.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Aanstelling en titel van opsporingsbevoegdheid
+ Hoofdstuk 3. Bezoldiging en beëdiging
+ Hoofdstuk 4. Instructie
- Hoofdstuk 5. Opleidings- en trainingsvereisten
+ Hoofdstuk 6. Straffen
+ Hoofdstuk 7. Schorsing en ontslag
+ Hoofdstuk 8. Het toezicht
+ Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht