Besluit van de Minister van Justitie van 31 oktober 2005, nr. 5383533/505/CBK, houdende de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Belastingdienst
De Minister van Justitie,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;
Gelet op artikel 142, eerste lid, onder c van het Wetboek van Strafvordering, artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, en het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar;
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
b.
buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in
artikel 2.
Artikel 2
De personen werkzaam bij de Belastingdienst in de functie van verbalisant of fraudecoördinator zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 3
Maximaal 500 personen zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
1.
De in
artikel 2 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten genoemd in domein V Werk, Inkomen en Zorg, van
bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar , voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.
2.
De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.
3.
De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het domein waarin hij is aangesteld.
1.
Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie te ’s-Gravenhage.
2.
Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen het bestuur van ’s Rijks belastingen.
Artikel 7
De Directeur-Generaal Belastingdienst brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:
a.
het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de Belastingdienst;
b.
de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;
c.
de stand van zaken met betrekking tot de opleiding en bijscholing, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd;
d.
het aantal klachten dat jegens buitengewoon opsporingsambtenaren is ingediend.
Artikel 8
De buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst draagt bij de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar bij zich het legitimatiebewijs zoals vastgesteld in de Kaderregeling legitimatiebewijs Belastingdienst.
Artikel 9
De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het besluit van 31 oktober 2005, nr. 5383533/505/CBK, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van het onderhavige besluit.
Artikel 10
Het
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst 1995 wordt ingetrokken.
Artikel 11
Deze regeling treedt in werking met ingang van 6 november 2005 en vervalt met ingang van 6 november 2010.
Artikel 12
Deze regeling wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst 2005.
Den Haag, 31 oktober 2005
hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden