Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar milieu-opsporingsambtenaren gemeente Utrecht 2002
De Minister van Justitie,
Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers,
Gelezen het verzoek van het stafbureau van de reinigings- en havendienst van de gemeente Utrecht van 22 maart 2002, kenmerk 0217522;
Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, eerste lid, onder b en c, artikel 8, zevende lid van de Politiewet 1993, het derde lid van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
de buitengewoon opsporingsambtenaar:
de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in
artikel 2;
b.
de gemeente Utrecht:
het stafbureau van de reinigings- en havendienst van de gemeente Utrecht.
Artikel 2
De personen, werkzaam in de functie van milieu-opsporingsambtenaar van de reinigings- en havendienst van de gemeente Utrecht zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
1.
De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens de in
artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten, alsmede de
artikelen 26,
33 en
34 van de WED; de
Wet op de Ruimtelijke Ordening ; de
Woningwet ; de artikelen 173, 173a, 173b, 174, 175, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 435, onder ten vierde, en 461 van het
Wetboek van Strafrecht ;
Verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.
Andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.
2.
De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Utrecht.
1.
De korpschef van het regionaal politiekorps Utrecht is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
2.
Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.
1.
Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie in het arrondissement Utrecht.
2.
Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regiopolitiekorps Utrecht.
1.
Het hoofd van het stafbureau van de reinigings- en havendienst van de gemeente Utrecht brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot bij de dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Minister van Justitie verslag uit over:
a.
het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen de dienst;
b.
de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;
c.
de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor de CITO-toets en hoeveel personen in dat jaar voor die CITO-toets zijn geslaagd.
2.
Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in
artikel 6 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.
Artikel 8
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.
Artikel 9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar milieu-opsporingsambtenaren gemeente Utrecht 2002.
hoofd van de afdeling Individuele Beleidsbeslissingen, wnd.