1.
De terugbetalingsperiode beslaat ten hoogste tien jaren.
2.
De terugbetalingsperiode vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op het in artikel 17, eerste lid, van de wet bedoelde tijdstip. De terugbetalingsperiode kan op schriftelijk verzoek van de debiteur aanvangen op een eerder tijdstip, in welk geval de aanspraak op de lening vervalt.
3.
Gedurende de in artikel 17, eerste lid, van de wet bedoelde aanloopfase van zes maanden bestaat geen verplichting tot terugbetaling, doch is wel rente verschuldigd over het bedrag van de lening.
4.
In afwijking van het tweede lid, vangt de terugbetalingsperiode voor een persoon als bedoeld in artikel 4.1 aan zes maanden nadat drie jaar zijn verstreken sedert de verstrekking van de lening of, indien dat eerder is, zes maanden nadat aan de inburgeringsplicht is voldaan.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen
+ Hoofdstuk 2. Inburgeringsplicht
+ Hoofdstuk 3. Inburgeringsexamen
- Hoofdstuk 4. Sociale lening
+ Hoofdstuk 5
+ Hoofdstuk 6. Informatiebepalingen
+ Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
+ Hoofdstuk 8
+ Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht