Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 25 maart 2010, nr. DHC2010009205, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het bestuur van de huurcommissie ten aanzien van de administratieve ondersteuning van de huurcommissie (Besluit mandaat, volmacht en machtiging bestuur huurcommissie)
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
In overeenstemming met de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
Gelet op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;
Gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;
Gelet op de instemming van het bestuur van de huurcommissie overeenkomstig artikel 10:4, van de Algemene wet bestuursrecht;
a.
ministerie: het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
b.
minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
c.
secretaris-generaal: de Secretaris-Generaal van het ministerie;
d.
plaatsvervangend secretaris-generaal: de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van het ministerie;
e.
wet: de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte ;
m.
functionaris: een functionaris van de administratieve ondersteuning;
n.
afdelingshoofd: een hoofd van een afdeling of overig organisatieonderdeel van de administratieve ondersteuning, vast te stellen in een organisatiebesluit van de huurcommissie conform
artikel 2, tweede lid, van dit besluit,;
o.
managementassistent: een functionaris met de functie managementassistent.
1.
Aan het bestuur wordt mandaat verleend met betrekking tot
a.
het besluiten tot aanstelling, schorsing en ontslag van functionarissen, alsmede tot het nemen van besluiten aangaande hun individuele rechtspositie, een en ander conform het
Algemeen Rijksambtenarenreglement dan wel het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 ;
e.
het besluiten tot toepassing van hardheidsclausules ten aanzien van functionarissen, toegekend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de minister, als opgenomen in het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 , het
Algemeen Rijksambtenarenreglement en daaruit afgeleide interne regelgeving van het ministerie, en
2.
Aan het bestuur wordt mandaat verleend met betrekking tot
a.
het vaststellen en het besluiten tot wijziging van de taken van de administratieve ondersteuning;
b.
het besluiten tot organisatieveranderingen en het besluiten tot de uitvoering daarvan;
c.
het optreden als bestuurder in de zin van de
Wet op de ondernemingsraden ten behoeve van de overleggen met de medezeggenschap van de administratieve ondersteuning, en
d.
het vaststellen van regels met betrekking tot de aangelegenheden die verband houden met de bevoegdheden, in mandaat verleend krachtens de
artikelen 2 en
3 en de taken van de administratieve ondersteuning ten behoeve van de huurcommissie.
1.
Aan het bestuur wordt mandaat verleend voor het besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, die betrekking hebben op de taken van de huurcommissie en de werkzaamheden van de administratieve ondersteuning.
2.
Aan het bestuur wordt mandaat verleend tot het verwerken van persoonsgegevens overeenkomstig de
Regeling Wet bescherming persoonsgegevens Ministerie VROM die verband houden met de bij dit besluit in mandaat verleende bevoegdheden.
b.
voormalige functionarissen die betrekking hebben op gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan gedurende de periode waarin zij werkzaam waren in de administratieve ondersteuning;
c.
zittingsvoorzitters en zittingsleden, en
d.
voormalige zittingsvoorzitters en voormalige zittingsleden die betrekking hebben op gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan gedurende de periode waarin zij deel uitmaakten van de huurcommissie.
1.
Het bestuur kan ten aanzien van de in
artikel 3, eerste lid, genoemde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan afdelingshoofden en managementassistenten.
2.
Het bestuur kan voor het goedkeuren van declaraties van functionarissen, niet behorende tot de functiecategorie afdelingshoofd, ondermandaat verlenen aan afdelingshoofden.
3.
In afwijking van het eerste lid, verleent het bestuur geen ondermandaat aangaande het besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot de inkoop van dienstverlening op het terrein van interimmanagement, organisatieadvies, formatieadvies, beleidsadvies en communicatieadvies.
4.
De verlening van ondermandaat geschiedt schriftelijk.
1.
De uitoefening van mandaat geschiedt binnen de grenzen van de in de wet vastgestelde taken, de benoemingsbesluiten betreffende de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, het bestuursreglement van de huurcommissie, de ter zake geldende overige wetgeving en regelgeving en de beleidsregels van de minister ter aanzien van de uitoefening van de bij of krachtens dit besluit verleende bevoegdheden.
2.
Het besluiten tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, geschiedt met inachtneming van:
a.
de van toepassing zijnde begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;
b.
de aan de gemandateerde toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan;
c.
het bepaalde bij of krachtens de
Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de directeur Financiële en Economische Zaken van het ministerie op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving, waaronder
artikel 2 van het Besluit taak FEZ, en
d.
het
Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen en de door de minister ter zake gestelde kaders, waaronder de kaders ten aanzien van inkoop en aanbesteding.
1.
Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert de minister en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.
2.
Onverminderd het eerste lid, heeft het bestuur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens de secretaris-generaal betreffende de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, genoemd in
artikel 2, tweede lid.
Artikel 8. : Volmacht en machtiging
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met mandaat gelijkgesteld, de verlening van volmacht voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
1.
Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens een in dit besluit gemandateerde bevoegdheid, luidt de ondertekening:
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
namens deze:
gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de functionaris.
2.
Bij de ondertekening van stukken op grond van volmacht wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: namens de Staat der Nederlanden.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het besluit wordt geplaatst.
2.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging bestuur huurcommissie.
’s-Gravenhage, 25 maart 2010