Besluit van 21 februari 2009, houdende de vaststelling van nationale verkoopverboden en bepalingen met betrekking tot de algemene periodieke keuring van voertuigen, en tot intrekking van het Voertuigreglement (Besluit voertuigen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 december 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1657 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 34, eerste lid, 73, tweede lid, onderdelen a en b, 81, eerste lid, en 91, tweede lid, en 179, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 17 december 2008, nr. W09.08.0530/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 februari 2009, nr. CEND/HJDZ-2009/51 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
wet:
Wegenverkeerswet 1994 .
1.
Het is verboden om radarontvangstapparaten die geschikt zijn om de aanwezigheid aan te tonen van een apparaat dat tot doel heeft om een overschrijding van de maximumsnelheid vast te stellen, in te voeren, te koop aan te bieden, in voorraad te hebben of af te leveren.
2.
Het eerste lid geldt niet voor de apparaten die in Nederland worden ingevoerd en waarvan door middel van handelsbescheiden wordt aangetoond dat de apparaten aansluitend worden uitgevoerd naar een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 3
Het is de bestuurder van een motorrijtuig verboden met dat motorrijtuig te rijden en de eigenaar of houder van een motorrijtuig verboden met dat motorrijtuig te laten rijden, indien in of aan het motorrijtuig een radarontvangstapparaat aanwezig is als bedoeld in
artikel 2, eerste lid.
2.
Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, met uitzondering van taxi’s en bussen, waarvan de datum van eerste toelating is gelegen voor 1 januari 1960.
Artikel 5
Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3500 kg, zolang sinds de datum van eerste toelating van het voertuig nog geen jaar is verstreken.
a.
motorrijtuigen met een verbrandingsmotor die wordt gevoed door al dan niet tot vloeistof verdicht gas of diesel zolang sinds de datum van eerste toelating van het motorrijtuig nog geen drie jaren zijn verstreken;
b.
motorrijtuigen, niet zijnde de motorrijtuigen als bedoeld in onderdeel a, zolang sinds de datum van eerste toelating van het motorrijtuig nog geen vier jaren zijn verstreken.
Artikel 9
Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een motorrijtuig of een aanhangwagen op de dag waarop dat voertuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsrapport aan een keuring wordt onderworpen.
a.
bij ministeriële regeling aangewezen motorrijtuigen en aanhangwagens:
1°.
waarvoor een bijzonder kenteken als bedoeld in het
Kentekenreglement is opgegeven,
2°.
die een keuring als bedoeld in de
artikelen 22 of
26 van de wet ondergaan en waarvoor een bij ministeriële regeling vastgesteld kenteken is opgegeven, of
3°.
Op de dag waarop zij overeenkomstig de bij ministeriële regeling vastgestelde voorschriften worden onderzocht in verband met de inschrijving en tenaamstelling;
b.
bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van rijdende werktuigen.
1.
Een motorrijtuig of een aanhangwagen mag gedurende twee maanden na het tijdstip waarop
artikel 72, eerste lid, van de wet voor dat voertuig gelding verkrijgt, op de weg staan zonder dat voor dat voertuig een keuringsbewijs is afgegeven waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken.
2.
Een motorrijtuig of een aanhangwagen mag gedurende twee maanden na het tijdstip waarop de geldigheidsduur van een voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen afgegeven keuringsbewijs verstrijkt, op de weg staan zonder dat voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen een keuringsbewijs is afgegeven waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken.
1.
Degene die een keuringsrapport aanvraagt bij de Dienst Wegverkeer, stelt het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte van het rapport wordt gevraagd, voor een keuring ter beschikking van een door de Dienst Wegverkeer met het verrichten van de keuring belaste functionaris, op een door deze bepaalde plaats en bepaald tijdstip.
2.
Degene die een keuringsrapport aanvraagt bij een ingevolge
artikel 84 van de wet erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, stelt ter verkrijging daarvan het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte van het rapport wordt gevraagd, voor een keuring ter beschikking van een door die persoon met het verrichten van de keuring belaste functionaris op een door deze bepaalde plaats en bepaald tijdstip.
1.
De geldigheidsduur van een keuringsbewijs vangt aan met ingang van de dag van afgifte.
2.
Indien een keuringsbewijs wordt afgegeven binnen twee maanden vóór het tijdstip waarop
artikel 72, eerste lid, van de wet voor het betrokken voertuig gelding verkrijgt, vangt de geldigheidsduur van het keuringsbewijs aan met ingang van dat tijdstip, mits, voor zover
artikel 72, eerste lid, van de wet vóór dat tijdstip op grond van een ingevolge een andere wet dan de
wet afgegeven keuringsbewijs niet geldt, dat document voorafgaande aan de behandeling van de aanvraag wordt overgelegd.
3.
Indien een keuringsbewijs wordt afgegeven binnen twee maanden vóór het tijdstip waarop de geldigheidsduur van een eerder voor het betrokken voertuig afgegeven keuringsbewijs verstrijkt, vangt de geldigheidsduur van het keuringsbewijs aan met ingang van dat tijdstip, mits vorenbedoeld eerder afgegeven keuringsbewijs voorafgaande aan de behandeling van de aanvraag wordt overgelegd.
1.
Een keuringsbewijs is geldig voor de duur van een jaar.
2.
In afwijking van het eerste lid is het keuringsbewijs geldig voor de duur van twee jaren indien het keuringsbewijs is afgegeven voor een ander motorrijtuig dan in de
artikelen 5 tot en met 7 bedoeld, en:
a.
dat is uitgerust met een verbrandingsmotor die niet wordt gevoed door al dan niet tot vloeistof verdicht gas of diesel,
b.
waarvan de datum van eerste toelating van het motorrijtuig ligt na 31 december 2004, en
c.
waarvan gerekend vanaf de datum van eerste toelating op het moment van afgifte van het keuringsbewijs een termijn van zeven jaren nog niet is verstreken.
3.
In afwijking van het eerste lid is voorts het keuringsbewijs waarvan de datum van afgifte 30 jaren of meer ligt na de datum van eerste toelating geldig voor de duur van twee jaren indien het desbetreffende keuringsbewijs is afgegeven voor een ander motorrijtuig dan in de
artikelen 5 tot en met 7 bedoeld.
Artikel 17
De afgifte van een keuringsbewijs geschiedt niet elektronisch.
Artikel 19
Het verzoek om herkeuring, bedoeld in
artikel 90, derde lid, van de wet, wordt ingediend door op het keuringsrapport dan wel het steekproefcontrolerapport aan te tekenen dat om herkeuring wordt verzocht en deze aantekening te ondertekenen alsmede hiervan kennis te geven aan degene die het keuringsrapport dan wel het steekproefcontrolerapport heeft afgegeven. Laatstgenoemde doet hiervan onverwijld mededeling aan de Dienst Wegverkeer.
Artikel 20
De verzoeker heeft het recht bij de herkeuring aanwezig te zijn.
Artikel 21
De Dienst Wegverkeer doet, indien een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs is afgegeven door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan deze afschrift toekomen van het na de herkeuring afgegeven keuringsrapport.
1.
De verzoeker legt voorafgaande aan het in
artikel 91 van de wet bedoelde deskundigenonderzoek aan de deskundige die door de Dienst Wegverkeer is aangewezen om het onderzoek te verrichten, het keuringsbewijs dat is afgegeven voor het motorrijtuig of de aanhangwagen waarop het verzoek betrekking heeft over.
2.
De in het eerste lid bedoelde deskundige geeft de daar bedoelde bescheiden na afloop van het onderzoek aan de verzoeker terug, met dien verstande dat het keuringsbewijs niet wordt teruggegeven indien de geldigheid van het voor het voertuig afgegeven keuringsbewijs vervalt overeenkomstig
artikel 91, zesde lid, van de wet.
3.
De verzoeker heeft het recht bij het onderzoek aanwezig te zijn.
Artikel 23
De Dienst Wegverkeer doet, indien de keuring op grond waarvan het keuringsrapport werd afgegeven is verricht door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan deze afschrift toekomen van de uitslag van het onderzoek.
Artikel 23a. Begripsbepaling
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder buitenlandse keuringsinstantie: een door de Dienst Wegverkeer aangewezen keuringsinstantie in een andere lidstaat van de Europese Unie, die in de desbetreffende lidstaat bevoegd is tot het afgeven van een keuringsbewijs.
Artikel 23b. Doel experiment
Het experiment beoogt de lasten te reduceren voor de eigenaren van zich voor langere tijd in een andere lidstaat van de Europese Unie verblijvende motorrijtuigen en aanhangwagens met een Nederlands kenteken onder voorwaarde van gelijkblijvende verkeersveiligheid.
Artikel 23d. Afgifte keuringsbewijs
Onverminderd
artikel 75, eerste lid, van de wet kan een afmelding worden gedaan en een keuringsbewijs worden afgegeven door een buitenlandse keuringsinstantie, op aanvraag en tegen betaling aan de Dienst Wegverkeer van het door deze dienst vastgesteld tarief, indien het motorrijtuig of de aanhangwagen na keuring blijkt te voldoen aan de eisen die gelden ingevolge de in de lidstaat waarin de buitenlandse keuringsinstantie zich bevindt geldende regelgeving inzake de algemene periodieke keuring.
Artikel 23f. Ter beschikking stellen van het voertuig
In afwijking van
artikel 14, tweede lid, stelt degene die een keuringsrapport aanvraagt bij een op grond van
artikel 23a aangewezen keuringsinstantie ter verkrijging daarvan het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte van het rapport wordt gevraagd, voor een keuring ter beschikking van een door die keuringsinstantie met het verrichten van de keuring belaste functionaris of functionarissen op een door deze bepaalde plaats en bepaald tijdstip.
1.
In afwijking van
artikel 90, eerste lid, van de wet kan een belanghebbende geen bezwaar maken of administratief beroep instellen bij de Dienst Wegverkeer tegen de weigering tot het afgeven van een keuringsbewijs door een buitenlandse keuringsinstantie.
2.
In afwijking van
artikel 91, tweede lid, van de wet, kan geen bezwaar worden gemaakt of administratief beroep worden ingesteld tegen een beschikking tot afgifte van een keuringsbewijs door een buitenlandse keuringsinstantie.
2.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de voorschriften waaraan een buitenlandse keuringsinstantie moet voldoen ten aanzien van de afgifte van keuringsbewijzen als bedoeld in
artikel 23c.
j.
werkzaamheden aan de boordcomputer taxi krachtens het
Besluit personenvervoer 2000 ;
k.
onderhoud en reparaties, voor zover deze bedrijfsmatig worden verricht, waarvoor een bedrag van meer dan € 150 verschuldigd is.
Artikel 26
Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de
Regeling uitzondering keuringsplicht en de
Regeling transitokentekenbewijzen op
artikel 10 van dit besluit.
Artikel 27
De volgende besluiten worden ingetrokken:
b.
besluit van 8 juni 1998, houdende wijziging van het Voertuigreglement (Stb. 410);
c.
besluit van 11 juni 1998, houdende wijziging van het Voertuigreglement (Stb. 404);
d.
besluit van 18 januari 1999, houdende wijziging van het Voertuigreglement (Stb. 28);
e.
besluit van 12 november 2003, houdende wijziging van het Voertuigreglement ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en van richtlijn 97/27/EG (PbEG L42) betreffende bussen (Stb. 484);
f.
besluit van 3 februari 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2004/56/EG met betrekking tot de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Stb. 60);
g.
besluit van 21 juli 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van Richtlijn nr. 2003/102/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers voor en bij een botsing met een motorvoertuig (Stb. 401);
h.
besluit van 2 november 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van Richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG (Stb. 586);
i.
besluit van 3 november 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (Stb. 659);
j.
besluit van 23 december 2004, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/3/EG (Stb. 2005, 19);
k.
besluit van 1 februari 2005, houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers (Stb. 69);
l.
besluit van 28 januari 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 (PbEU L 161) betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad en in verband met enkele correcties van technische aard (Stb. 53).
Artikel 28
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 29
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voertuigen.
’s-Gravenhage, 21 februari 2009
De Minister van Verkeer en Waterstaat
Uitgegeven de zesentwintigste maart 2009