Besluit van 26 juni 2009 tot vaststelling van regels met betrekking tot de inkomsten uit arbeid, bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, Werkloosheidswet, de berekening daarvan en de periode waaraan deze worden toegerekend (Inkomstenbesluit Werkloosheidswet)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 maart 2009, Directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen, nr. IVV/I/2009/5640;
Gelet op artikel 35aa, tweede lid, van de Werkloosheidswet;
De Raad van State gehoord (advies van 22 april 2009, nr. W12.09.0080/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van 24 juni 2009, Directie Inkomensverzekeringen en -voorzieningen, nr. IVV/I/2009/9844;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
aangiftetijdvak: het tijdvak van vier weken dan wel een maand waarop de aangifte waarop de ingehouden loonbelasting wordt afgedragen, betrekking heeft;
b.
verlof: een tussen de werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen tijdvak, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht;
1°.
uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de
Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
2°.
hetgeen wordt genoten op grond van
artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;
c.
de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in
paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in
artikel 3.74 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in
paragraaf 3.2.5 van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in
artikel 3.78, derde lid, van die wet, niet geacht worden te behoren tot die winst;
2.
Indien de berekening van de inkomsten uit arbeid, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, leidt tot een negatief bedrag, worden die inkomsten op nihil gesteld.
1.
Gedurende de periode dat de werknemer recht heeft op:
a.
een uitkering op grond van een werknemersverzekering, met uitzondering van een uitkering op grond van de
Werkloosheidswet , anders dan bedoeld onder b en c;
c.
een uitkering als bedoeld in
hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet,
of met verlof is, worden tevens als inkomsten uit arbeid beschouwd de inkomsten uit arbeid die werden genoten in het aangiftetijdvak voorafgaand aan het aangiftetijdvak waarin:
1°.
het recht ontstond op een uitkering als bedoeld onder a, b of c;
2.
Niet als inkomsten uit arbeid wordt beschouwd het loon dat door de werknemer wordt genoten indien hij tegelijkertijd uit hoofde van dezelfde arbeidsrelatie inkomsten als bedoeld in het eerste lid geniet.
3.
Indien een uitkering als bedoeld in het eerste lid niet tot uitbetaling komt omdat deze niet is aangevraagd, wordt voor de toepassing van dit besluit de uitkering in aanmerking genomen als ware deze genoten.
1.
De inkomsten uit arbeid, bedoeld in de
artikelen 2, eerste lid, onderdeel a, en
3, worden over een periode van ten hoogste 52 kalenderweken op basis van het per kalenderweek gewerkte aantal uren berekend naar de gemiddelde inkomsten per kalenderweek.
2.
De gemiddelde inkomsten per kalenderweek worden gebaseerd op de opgave door de werkgever of de inhoudingsplichtige van het loon van de werknemer in de aangiftetijdvakken gelegen in de periode, bedoeld in het eerste lid.
2.
Indien de uitkering per week of een veelvoud daarvan wordt betaald, worden de inkomsten uit arbeid per week vastgesteld op 1,92 % van de inkomsten, bedoeld in
artikel 2, onderdelen b, c en d.
1.
Indien het bij de toepassing van
artikel 4 noodzakelijk is om niet in euro’s uitgedrukte inkomsten uit arbeid om te rekenen in euro’s, geschiedt dat met behulp van de door de Europese Centrale Bank geadviseerde wisselkoersen.
2.
Een wijziging van een wisselkoers, als bedoeld in het eerste lid, beïnvloedt de vastgestelde inkomsten uit arbeid niet, met dien verstande dat:
a.
bij wijziging van de inkomsten uit arbeid, anders dan ten gevolge van de koersmutaties, een omrekening plaatsvindt; en
b.
ten minste eens per jaar een omrekening plaatsvindt.
Artikel 9. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 25 juni 2009 tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (Stb. 269) in werking treedt.
’s-Gravenhage, 26 juni 2009
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Uitgegeven de dertigste juni 2009