1.
De voorzitter van het centraal stembureau geeft de benoemde schriftelijk kennis van zijn benoeming. De brief, houdende deze kennisgeving, wordt uiterlijk de dag na de vaststelling van de uitslag van de verkiezingen of na de benoemdverklaring tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt of aangetekend verzonden. Aan benoemde leden van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer wordt de brief binnen deze termijn tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt of aangetekend verzonden door de voorzitter van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De voorzitter van het centraal stembureau overhandigt de brief hiertoe onverwijld na de vaststelling van de uitslag of de benoemdverklaring aan de voorzitter van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
2.
Indien de benoemde een gemachtigde heeft aangewezen, geschiedt de toezending of uitreiking aan die gemachtigde.
3.
De voorzitter geeft tegelijkertijd schriftelijk kennis van de benoeming aan het vertegenwoordigend orgaan. Deze kennisgeving strekt de benoemde tot geloofsbrief.
1.
De benoemde draagt er zorg voor dat uiterlijk op de tiende of, bij een benoeming in een na de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan opengevallen plaats, de achtentwintigste dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming het vertegenwoordigend orgaan van hem, onderscheidenlijk van de gemachtigde, bij brief mededeling ontvangt dat hij de benoeming aanneemt.
2.
Is binnen die tijd de mededeling niet ontvangen, dan wordt hij geacht de benoeming niet aan te nemen.
3.
De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan deelt aan de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld mede, dat de benoemde de benoeming heeft aangenomen, dan wel dat hij geacht wordt de benoeming niet aan te nemen.
4.
Indien de benoemde de benoeming niet aanneemt, doet hij of zijn gemachtigde daarvan binnen de in het eerste lid bedoelde termijn bij brief mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau. Deze geeft hiervan kennis aan het vertegenwoordigend orgaan.
5.
Zolang nog niet tot toelating van de benoemde is besloten, kan deze, onderscheidenlijk zijn gemachtigde, bij brief aan het vertegenwoordigend orgaan mededelen dat hij op de aanneming van de benoeming terugkomt. Hij wordt dan geacht de benoeming niet te hebben aangenomen. De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft van de ontvangst van deze mededeling onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
1.
Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, legt de benoemde, onderscheidenlijk zijn gemachtigde, aan het vertegenwoordigend orgaan een door hem ondertekende verklaring over, vermeldende alle openbare betrekkingen die de benoemde bekleedt.
2.
Tenzij de benoemde op het tijdstip van benoeming reeds lid van het vertegenwoordigend orgaan was, legt hij tevens een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen over, waaruit zijn woonplaats, datum en plaats van de geboorte, alsmede, indien het betreft een benoeming tot lid van de Tweede of Eerste Kamer of provinciale staten, zijn Nederlanderschap blijken.
3.
De gemachtigde van de benoemde die buiten Nederland woonplaats heeft, legt in plaats van het afschrift, bedoeld in het tweede lid, een uittreksel uit de geboorteregisters over, waaruit datum en plaats van de geboorte van de benoemde blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap betreffende de benoemde.
4.
Indien een tot lid van de gemeenteraad benoemde persoon geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, legt hij een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen over, waaruit blijkt of hij voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet.
1.
Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde voor de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden. De wijze waarop het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de Tweede, onderscheidenlijk van de Eerste Kamer geschiedt, wordt geregeld in het reglement van orde van de desbetreffende kamer.
2.
Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
3.
Betreft het de toelating van degene die is benoemd in een tussentijds opengevallen plaats, dan strekt het onderzoek zich niet uit tot punten die het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag betreffen.
4.
Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het vertegenwoordigend orgaan tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus of provincies, besluiten. De burgemeester of het centraal stembureau, voor zover die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, onderscheidenlijk de voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, doet deze op verzoek van het vertegenwoordigend orgaan onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat het vertegenwoordigend orgaan onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming zijn de artikelen N 5, N 8 en N 9 van overeenkomstige toepassing.
5.
Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het vertegenwoordigend orgaan tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van het vertegenwoordigend orgaan onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 voorgeschreven wijze.
Artikel V 5
De ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus of provincies of een onjuistheid in de vaststelling van de uitslag van de verkiezing staat niet in de weg aan de toelating van de leden, op wier verkiezing de ongeldigheid of onjuistheid geen invloed kan hebben gehad, en, in geval van ongeldigheid van de stemming, de nieuwe stemming geen invloed kan hebben.
1.
Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, besluit tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus of provincies geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan:
a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer;
b. gedeputeerde staten, indien het betreft een verkiezing van de leden van de staten van een provincie;
c. het dagelijks bestuur, indien het betreft een verkiezing van de leden van het algemeen bestuur;
d. burgemeester en wethouders, indien het betreft een verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
2.
Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus, onderscheidenlijk provincies, een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van de verkiezing opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door:
a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer;
b. gedeputeerde staten, indien het betreft een verkiezing van de leden van de staten van een provincie;
c. het dagelijks bestuur, indien het betreft een verkiezing van de leden van het algemeen bestuur;
d. burgemeester en wethouders, indien het betreft een verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
3.
Bij deze vaststelling blijft degene die reeds als lid is toegelaten, gekozen verklaard, ook indien mocht blijken dat dit ten onrechte is geschied. Tegenover hem valt dan af de kandidaat die, indien de toegelatene niet gekozen was verklaard, gekozen zou zijn.
1.
Aan de in artikel V 6, tweede lid, bedoelde stemming zijn de kiezers bevoegd deel te nemen wier namen voorkomen op de geldige stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen, voor zover het de volmachtgever betreft, en briefstembewijzen, die zijn ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming, met uitzondering van personen waarvan na de ongeldig verklaarde stemming blijkt dat zij ten onrechte als kiezer waren geregistreerd.
2.
Indien de in artikel V 6, tweede lid, bedoelde stemming alle stembureaus in een gemeente betreft, zijn bevoegd deel te nemen aan de nieuwe stemming de personen die voor de ongeldig verklaarde stemming:
a. in de gemeente terecht als kiezer waren geregistreerd of ten onrechte niet als kiezer waren geregistreerd, met uitzondering van personen:
aan wie een kiezerspas is verstrekt die niet is ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming in de gemeente;
ten behoeve van wie een volmachtbewijs is verstrekt dat niet is ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming in de gemeente; of
aan wie een briefstembewijs is verstrekt.
b. in een andere gemeente terecht als kiezer waren geregistreerd en voorkomen op de bij de ongeldig verklaarde stemming in de gemeente ingeleverde geldige kiezerspassen of volmachtbewijzen, voor zover het de volmachtgever betreft.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing op briefstembureaus.
Artikel V 8
Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, heeft besloten om één of meer van de benoemde leden wegens de onjuistheid van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing niet toe te laten, wordt daarvan door de voorzitter onverwijld kennis gegeven aan het centraal stembureau.
1.
Uiterlijk op de veertiende dag nadat de kennisgeving, bedoeld in artikel V 8, is ontvangen, houdt het centraal stembureau een openbare zitting en stelt het met inachtneming van de in artikel V 8 bedoelde beslissing de uitslag van de verkiezing voor zover nodig opnieuw vast, en maakt deze op de zitting bekend.
2.
De artikelen P 20 en P 22 tot en met P 24 vinden overeenkomstige toepassing.
3.
Het onderzoek van de geloofsbrief van de aldus nieuw gekozen verklaarde strekt zich niet uit tot punten, die het verloop van de verkiezing raken.
Artikel V 10
Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, heeft besloten de benoemde niet als lid toe te laten op de grond dat hij niet voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap, dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult of dat de benoemdverklaring van de voorzitter van het centraal stembureau in strijd is met het bepaalde in hoofdstuk W geeft de voorzitter van dat orgaan daarvan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel V 11
Het lidmaatschap van een tot lid van een vertegenwoordigend orgaan benoemde vangt aan zodra de beschikking omtrent zijn toelating aan de benoemde bekend is gemaakt.
Inhoudsopgave
+ Afdeling I. Algemene bepalingen
+ Afdeling II. De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten, van de algemene besturen en van de gemeenteraden
+ Afdeling III. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
- Afdeling IV. Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad
+ Afdeling V. De verkiezing van de leden van het Europees Parlement
+ Afdeling Va. De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de eilandsraden, van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van het Europees Parlement in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
+ Afdeling VI. Straf-, slot- en overgangsbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht