Let op. Deze wet is vervallen op 28 september 2007. U leest nu de tekst die gold op 27 september 2007.

Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen

Uitgebreide informatie
Besluit van 24 november 1980, houdende regelen betreffende het technische en genetische peil van de produktie van bloembollen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken van 30 januari 1980, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J 385;
Gehoord het Produktschap voor Siergewassen, het Landbouwschap, de Stichting Bloembollenkeuringsdienst;
Overwegende dat, ter bevordering van de afzet van bloembollen, regelen betreffende het technische en genetische peil van de produktie van bloembollen dienen te worden gesteld; dat deze regelen in het bijzonder de kwaliteit van bloembollen, die als uitgangsmateriaal voor de bloembollenproduktie dan wel de bolbloemenproduktie dienen, moeten betreffen;
Gelet op de artikelen 2, 3, 4, 7, 8 en 9, eerste lid, 12, eerste lid, en 19, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet ( Stb. 1971, 371);
De Raad van State gehoord (advies van 19 maart 1980, no. 19);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken van 12 november 1980, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J 4435;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b. wet: Landbouwkwaliteitswet ;
c. bloembollen: bollen, knollen, wortelstokken en andere voor vermeerdering of bloemproductie bestemde plantendelen van de in de bijlage van dit besluit onder I genoemde gewassen, voor zover zij behoren tot de daarachter onder II vermelde botanische families, geslachten of soorten;
d. snijbloemen: gewassen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening nr. 316/68;
e. teeltmateriaal: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2, eerste lid, van richtlijn nr. 98/56/EG;
f. leverancier: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 98/56/EG;
g. in de handel brengen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2, derde lid, van richtlijn nr. 98/56/EG;
h. partij: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2, vijfde lid, van richtlijn nr. 98/56/EG;
i. telen: het bedrijfsmatig voortbrengen van een gewas, alsmede elke handeling die hiermede rechtstreeks verband houdt;
j. ras: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;
k. behandelen: het bedrijfsmatig verrichten van handelingen, die bloembollen geschikt maken voor het gebruiksdoel of de geografische bestemming;
l. productschap: Productschap Tuinbouw;
m. stichting BKD: Stichting Bloembollenkeuringsdienst te Hillegom;
n. verordening nr. 315/68: verordening (EEG) nr. 315/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 maart 1968 houdende vaststelling van kwaliteitsnormen voor bloembollen en bloemknollen (PbEG L 71);
o. verordening nr. 316/68: verordening (EEG) nr. 316/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 maart 1968 houdende vaststelling van kwaliteitsnormen voor verse snijbloemen en vers snijgroen (PbEG L 71);
p. verordening 537/70: verordening (EEG) nr. 537/70 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 maart 1970 houdende machtiging van de lidstaten tot het treffen van maatregelen die afwijken van bepaalde criteria van de kwaliteitsnormen bij uitvoer naar derde landen van bloembollen en bloemknollen (PbEG L 67);
q. verordening 801/71: verordening (EEG) nr. 801/71 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 april 1971 houdende machtiging van de lidstaten tot het treffen van maatregelen die afwijken van bepaalde criteria voor de kwaliteitsnormen bij uitvoer van verse snijbloemen naar derde landen (PbEG L 88);
r. richtlijn nr. 98/56/EG: richtlijn nr. 98/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG L 226);
s. derde landen: landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie.
Artikel 1a
Het is verboden om bloembollen en snijbloemen in de handel te brengen die niet voldoen aan verordening nr. 315/68, verordening nr. 316/68, de bij die verordeningen behorende bijlagen of het bij of krachtens dit besluit bepaalde.
1.
Bloembollen worden slechts in de handel gebracht indien zij voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:
a. ze zijn nagenoeg vrij van, althans met het blote oog waarneembare, schadelijke organismen die de kwaliteit van de bloembollen aantasten, dan wel tekenen of symptomen daarvan die de bruikbaarheid van de bloembollen schaden;
b. ze zijn nagenoeg vrij van gebreken die de kwaliteit van de bloembollen kunnen aantasten;
c. ze hebben voldoende groeikracht en afmetingen met het oog op hun bruikbaarheid als bloembollen;
d. ze zijn rechtstreeks afkomstig van teeltmateriaal dat in het stadium van staand gewas bij controle nagenoeg vrij is bevonden van schadelijke organismen en ziekten, dan wel tekenen of symptomen daarvan;
e. ze bezitten, indien verhandeld met een verwijzing naar het ras overeenkomstig artikel 1d, voldoende rasidentiteit en raszuiverheid.
2.
Bloembollen die op basis van zichtbare tekenen of symptomen niet nagenoeg vrij zijn van schadelijke organismen worden op adequate wijze behandeld of, zo nodig, verwijderd.
3.
De vorige leden zijn niet van toepassing op bloembollen bestemd voor proeven of wetenschappelijke doeleinden, voor selectie of voor instandhouding van de genetische diversiteit.
1.
Leveranciers van bloembollen houden gegevens bij met betrekking tot kritische punten in hun productieproces die de kwaliteit van het teeltmateriaal beïnvloeden en nemen zonodig monsters voor analyse in een laboratorium dat beschikt over passende faciliteiten en over passende deskundigheid.
2.
Leveranciers van bloembollen zorgen ervoor dat partijen bloembollen tijdens de productie afzonderlijk identificeerbaar blijven.
3.
Leveranciers brengen bloembollen in afzonderlijke partijen in de handel, vergezeld van een etiket of een ander document dat door de leverancier is opgemaakt.
4.
In afwijking van het derde lid kunnen bloembollen van verschillende partijen in een zending in de handel worden gebracht mits de leverancier registers bijhoudt van de samenstelling en oorsprong van de verschillende partijen.
5.
Het in het derde lid bedoelde etiket of document bevat in ieder geval de volgende gegevens:
a. de vermelding «EG-kwaliteit»;
b. de vermelding «NL»;
c. de vermelding «BKD»;
d. het registratienummer van de stichting BKD;
e. de datum van afgifte;
f. de botanische benaming;
g. de naam van het ras of de plantengroep;
h. de hoeveelheid;
i. bij invoer uit een derde land, naam van het land van productie.
6.
Het derde tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing op bloembollen die in de handel worden gebracht voor personen die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie of verkoop van bloembollen.
1.
Bloembollen worden alleen met een verwijzing naar het ras in de handel gebracht, indien het betrokken ras:
a. wettelijke bescherming geniet uit hoofde van een kwekersrecht overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Zaaizaad- en Plantgoedwet ;
b. officieel geregistreerd is op basis van de http://wetten.overheid.nl/BWBR0002541/geldigheidsdatum_27-09-2007
Zaaizaad- en Plantgoedwet ;
c. algemeen bekend is, of
d. voorkomt op een lijst van een leverancier met zijn benaming en een gedetailleerde beschrijving.
2.
Indien bloembollen in de handel worden gebracht met verwijzing naar een andere plantengroep en niet naar een ras als bedoeld in het eerste lid, beschrijft de leverancier deze plantengroep zodanig dat verwarring met een rasnaam wordt voorkomen.
1.
Bloembollen afkomstig uit derde landen worden slechts in de handel gebracht nadat de invoer, tezamen met een schriftelijke verklaring dat het ingevoerde materiaal in alle opzichten dezelfde garanties verschaft als bloembollen die in de Europese Unie overeenkomstig richtlijn nr. 98/56/EG zijn geproduceerd, vooral wat kwaliteit, identificatie en fytosanitaire aspecten betreft, is gemeld aan de stichting BKD.
2.
De importeur houdt inkoopdocumenten of een ander schriftelijk bewijs bij van het contract met de leverancier in een derde land.
1.
Leveranciers worden geregistreerd door de stichting BKD.
2.
Aan het eerste lid is in ieder geval voldaan:
a. indien de leveranciers zijn aangesloten bij de stichting BKD, of
b. indien de leveranciers zijn geregistreerd op grond van artikel 17 van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten.
3.
De in het eerste lid bedoelde registratie omvat tenminste elk van de volgende gegevens:
a. naam en handelsnaam van de leverancier;
b. adres en woonplaats of plaats van vestiging van de leverancier;
c. een aanduiding van het gewas, de gewassen of de gewasgroepen ter zake van de productie van bloembollen.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op leveranciers die alleen verkopen of leveren aan personen die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie of verkoop van bloembollen.
5.
Indien bloembollen in de handel worden gebracht, houden de geregistreerde leveranciers ten minste twaalf maanden lang een register van hun verkoop of aankoop bij.
Artikel 1g
De artikelen 1c, vijfde lid, 1d, eerste lid, en 1f zijn niet van toepassing op bloembollen die zijn voortgebracht of in het verkeer gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, voldoen aan de bij of krachtens richtlijn nr. 98/56/EG gestelde eisen en ten bewijze daarvan worden begeleid door een officieel document.
1.
Onze Minister kan nadere regels stellen over het telen van bloembollen.
2.
Onze Minister kan tevens nadere regels stellen over het in de handel brengen van bloembollen of snijbloemen:
a. voor zover hiermee een nadere invulling wordt gegeven aan de in artikel 1b, eerste lid, bedoelde voorwaarden, of
b. voor het treffen van afwijkende maatregelen met betrekking tot de kwaliteitsnormen bij de uitvoer naar derde landen van bloembollen, onderscheidenlijk snijbloemen, als bedoeld in verordening 537/70 en de bij die verordening behorende bijlage, onderscheidenlijk als bedoeld in verordening 801/71.
Artikel 3
De in artikel 2 bedoelde nadere regelen kunnen per cultuurgewas, soort of ras verschillen en mede betrekking hebben op:
- de indeling in kwaliteitsklassen, de groottesortering, de oorsprong, alsmede de aanduiding daarvan;
- de hoedanigheid en het gebruik van verpakkingsmiddelen;
- de inrichting en het gebruik van bedrijfsgebouwen en vervoermiddelen;
- het gebruik van machines, werktuigen en gereedschappen;
- de benaming.
1.
Bloembollen van door Onze Minister aan te wijzen cultuurgewassen, soorten of rassen die overeenkomstig hiertoe door hem gestelde nadere regelen zijn behandeld, kunnen worden voorzien van een krachtens artikel 8 hiervoor vastgesteld merk.
2.
De regelen, als bedoeld in het eerste lid, kunnen verschillen naar gelang van het gebruiksdoel of de geografische bestemming. Zij kunnen mede betrekking hebben op het tijdstip en de wijze van vervoer.
1.
Onze Minister kan bepalen dat de in artikel 2 en 5 bedoelde nadere regelen bij verordening worden gesteld door het bestuur van het productschap.
2.
Onze Minister kan bepalen dat krachtens verordening, als bedoeld in het eerste lid, genomen besluiten de goedkeuring behoeven van een door hem aangewezen autoriteit.
Artikel 7
Onderworpen aan een keuring, volgens door Onze Minister te stellen regelen, zijn
a. bloembollen waarvoor nadere regelen op grond van artikel 2 zijn gesteld;
b. bloembollen waarvoor een merk als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt gebruikt.
1.
Onze Minister kan merken, tekenen en bewijsstukken vaststellen, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, welke kunnen verschillen naar ras, soort, cultuurgewas, behandeling of kwaliteitsklasse van de bloembollen.
2.
Onze Minister kan regelen stellen inzake de gebruikmaking van merken, tekenen en bewijsstukken.
3.
Onze Minister kan regelen stellen betreffende het vervaardigen, voorhanden en in voorraad hebben zomede het afleveren en gebruiken van in het eerste lid bedoelde merken, tekenen of bewijsstukken en van cliché's, stempels en andere werktuigen tot het vervaardigen of aanbrengen van die merken, tekenen of bewijsstukken.
1.
Het is verboden de in artikel 8 bedoelde merken, tekenen of bewijsstukken te bezigen in strijd met het bij of krachtens dit besluit bepaalde.
2.
Het is verboden voor bloembollen aanduidingen te bezigen welke sterk gelijken op de in artikel 8 bedoelde merken, tekenen of bewijsstukken.
Artikel 10
Het telen en het behandelen van bloembollen, die op grond van artikel 7 aan een keuring onderworpen zijn, is uitsluitend toegestaan aan aangeslotenen van de in artikel 11 genoemde instelling.
Artikel 11
De stichting BKD:
a. is belast met de registratie van leveranciers, bedoeld in artikel 1f, eerste lid;
b. is belast met het toezicht op de naleving van de bij haar aangeslotenen van het bij of krachtens het besluit ten aanzien van bloembollen bepaalde;
c. is belast met de keuring, bedoeld in artikel 7;
d. is bevoegd tot het uitreiken van de merken, tekenen of bewijsstukken, bedoeld in de artikelen 5 en 8.
1.
De voorzitter van de in artikel 11 genoemde instelling wordt door Onze Minister telkens voor ten hoogte vier jaren benoemd. Hij is terstond weder benoembaar.
2.
Het bestuur van de in artikel 11 genoemde instelling doet aan Onze Minister een voordracht voor de benoeming.
3.
De voorzitter mag niet rechtstreeks betrokken zijn bij de teelt van of de handel in bloembollen.
1.
Onze Minister kan vrijstelling en, op aanvraag, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens dit besluit.
2.
Onze Minister kan bepalen dat een ontheffing als in het eerste lid bedoeld, door de in artikel 11 genoemde instelling kan worden verleend.
3.
Onze Minister kan bepalen dat een vrijstelling of een ontheffing als in het eerste lid bedoeld, door het productschap wordt verleend. Hij kan voorts bepalen dat een besluit, waarbij een zodanige vrijstelling wordt verleend, de goedkeuring behoeft van een door hem aangewezen autoriteit.
Artikel 14
Het Uitvoercontrolebesluit 1951 (Bloembollen) ( Stb. 329) is buiten werking gesteld.
Artikel 15
Dit besluit kan worden aangehaald als "Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen".
Artikel 16
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1981.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende Nota van Toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Lage Vuursche, 24 november 1980
De Minister van Landbouw en Visserij,
De Minister van Economische Zaken,
Uitgegeven de negende december 1980
De Minister van Justitie,
Inhoudsopgave
Artikel 1
Artikel 1a
Artikel 1b
Artikel 1c
Artikel 1d
Artikel 1e
Artikel 1f
Artikel 1g
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht