1.
De waterkwaliteitsbeheerder verbindt aan een vergunning voor het lozen in ieder geval het voorschrift dat het stedelijk afvalwater voorafgaand aan het lozen een zodanige behandeling ondergaat dat de op het ontvangende oppervlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen, vastgesteld krachtens de
Wet milieubeheer , de
Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de
Wet op de waterhuishouding , kunnen worden gerealiseerd. De behandeling vindt plaats uiterlijk met ingang van:
a.
31 december 1998 indien het betreft stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van meer dan 10 000 i.e., dan wel
b.
31 december 2005 indien het betreft stedelijk afvalwater met een vervuilingswarde van niet meer dan 10 000 i.e.
2.
De waterkwaliteitsbeheerder verbindt aan een vergunning voor het lozen in ieder geval het voorschrift dat het stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van 2 000 i.e. of meer een zodanige behandeling ondergaat dat het voorafgaand aan het lozen ten minste voldoet aan:
a.
de grenswaarden, genoemd in de
bijlage 2 , en
b.
met ingang van de in de
bijlage 3 genoemde datum, aan de in die bijlage genoemde grenswaarden.
3.
De waterkwaliteitsbeheerder verbindt aan een vergunning voor het lozen lagere grenswaarden dan bedoeld in de
bijlagen 2 en
3 , indien dat noodzakelijk is opdat de op het ontvangende oppervlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen bedoeld in het eerste lid kunnen worden gerealiseerd.
Artikel 9
Indien het zuiveringsrendement ten minste 75 procent bedraagt, kan de waterkwaliteitsbeheerder in de vergunning voor bestaande rioolwaterzuiveringsinrichtingen alsmede voor nieuwe rioolwaterzuiveringsinrichtingen met een ontwerpcapaciteit van minder dan 20.000 i.e., hogere grenswaarden voor de betrokken parameter vaststellen dan bedoeld in
artikel 8, tweede lid, onderdeel b.
1.
In afwijking van het bepaalde in
artikel 8, tweede lid, onderdeel b, kan de waterkwaliteitsbeheerder voor de hierna bedoelde rioolwaterzuiveringsinrichtingen, ten aanzien van totaal-stikstof een andere ingangsdatum dan de in de
bijlage 3 genoemde datum bepalen. De ingangsdatum wordt niet later bepaald dan:
a.
31 december 2000, indien het betreft een rioolwaterzuiveringsinrichting gelegen binnen het verzorgingsgebied van Waterschap De Maaskant, Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, Hoogheemraadschap van West-Brabant, Waterschap Regge en Dinkel, Zuiveringschap West-Overijssel of Waterschap Friesland, dan wel
b.
31 december 2002, indien het betreft een rioolwaterzuiveringsinrichting gelegen binnen het verzorgingsgebied van Zuiveringsschap Veluwe, Zuiveringsschap Rivierenland, Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier, Waterschap De Drie Ambachten, Waterschap Hulster Ambacht, Waterschap Zeeuwse Eilanden, Zuiveringschap Limburg, de Provincie Utrecht of de Provincie Groningen, dan wel
c.
31 december 2005, indien het betreft een rioolwaterzuiveringsinrichting gelegen binnen het verzorgingsgebied van Waterschap De Aa, Waterschap de Dommel, Hoogheemraadschap van Delfland, Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden, Zuiveringschap Amstel- en Gooiland of de Gemeente Amsterdam.
2.
Aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden dat door de beheerder jaarlijks aan Onze Minister een rapport over de voortgang van een in zijn meerjarenbegroting vastgelegd plan van aanpak in zijn verzorgingsgebied wordt overgelegd, waarin is aangegeven op welke wijze en op welke termijn de grenswaarde dan wel het zuiveringsrendement van totaal-stikstof wordt gerealiseerd.