1.
De uitkering, bedoeld in artikel 1, onder a of b, gaat, behoudens het tweede lid en artikel 9, in te rekenen van de datum, waarop de rechthebbende de leeftijd van zestig jaren heeft bereikt. Indien hij blijvend ongeschikt wordt verklaard om in zijn onderhoud te voorzien uit hoofde van ziekten of gebreken, niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag, gaat de uitkering in op de dag, waarop de aanvrage daartoe is ingekomen. De datum van ingang der uitkering wordt in vorenbedoelde gevallen nimmer gesteld op een eerder tijdstip dan 1 Januari 1947.
2.
De uitkering waarop een officier krachtens artikel 1, onder a of b, recht heeft, alsmede de uitkering bedoeld in artikel 1, onder c, gaat, behoudens artikel 9, in te rekenen van de datum waarop de rechthebbende de leeftijd van vijfenzestig jaren heeft bereikt, doch niet eerder dan met ingang van 1 januari 1966.
Inhoudsopgave
- § 1. Uitkeringen aan gewezen vrijwillig dienende militairen
+ § 2. Uitkeringen aan weduwen
+ § 2a. Bijzondere bepalingen
+ § 3. Algemene bepalingen
+ § 4. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht