1.
Een aanvraag tot aanwijzing als particuliere inrichting kan slechts worden gedaan door een rechtspersoon die een voorziening van jeugdhulpverlening als bedoeld in artikel
3b, eerste lid, van de wet beheert.
2.
De aanvraag wordt bij Onze Minister ingediend en gaat vergezeld van de volgende bescheiden:
a.
de statuten of reglementen van de rechtspersoon die de residentiële voorziening van jeugdhulpverlening beheert;
b.
een schriftelijke verklaring, inhoudende dat een voorgenomen wijziging met betrekking tot een der onderwerpen, genoemd onder a en in het derde lid, ten minste een maand voordat de desbetreffende wijziging wordt doorgevoerd ter kennis van Onze Minister wordt gebracht;
c.
een schriftelijke verklaring, inhoudende bereidverklaring de door de selectiefunctionaris geplaatste jeugdigen op te nemen.
3.
De rechtspersoon die de residentiële voorziening van jeugdhulpverlening beheert legt tevens over:
a.
de door Onze Minister verlangde gegevens over de bouwkundige voorzieningen die van belang zijn voor de beoordeling van de veiligheid binnen de voorziening en de maatschappelijke veiligheid daarbuiten;
b.
de door Onze Minister verlangde gegevens over de personele en materiële toerusting die van belang zijn voor de beoordeling van de geschiktheid van de voorziening als particuliere inrichting.
4.
Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.
1.
De aanwijzing als particuliere inrichting wordt door Onze Minister ingetrokken:
a.
op verzoek van de rechtspersoon die de residentiële voorziening van jeugdhulpverlening beheert;
b.
indien de beveiliging dan wel de personele of materiële toerusting van de inrichting, bedoeld in
artikel 72, derde lid, niet meer voldoet aan de eisen die daaraan naar het oordeel van Onze Minister moeten worden gesteld.
2.
De aanwijzing als particuliere inrichting kan door Onze Minister worden ingetrokken, indien de rechtspersoon heeft gehandeld in strijd met de toepasselijke regelgeving of hetgeen overeenkomstig
artikel 72, tweede lid, onder b of c, is verklaard.
Artikel 74
De particuliere inrichting beschikt over een calamiteitenplan, waarin is geregeld welke acties dienen te worden ondernomen, en door wie, in het geval van een calamiteit.