Besluit van 3 juli 1998, houdende nadere regels in het belang van een goede uitvoering van de Wet herstructurering varkenshouderij en regels omtrent de vermindering van het varkensrecht bij overgang (Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 27 april 1998, no. J. 984240, Directie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 21, eerste en tweede lid, en 33 van de Wet herstructurering varkenshouderij en de artikelen 55, zesde lid, en 61, eerste lid, van de Meststoffenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 25 mei 1998, no. W11.98.0174);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 26 juni 1998, nr. J. 985770, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
e. andere dieren: dieren van andere in
bijlage A bij de Meststoffenwet opgenomen diersoorten dan varkens, kippen en kalkoenen.
1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
wet:
Wet herstructurering varkenshouderij ;
b.
Verplaatsingsbesluit Meststoffenwet: Verplaatsingbesluit Meststoffenwet, zoals dat luidde vóór 15 december 1996;
d.
kippen en kalkoenen: dieren van de diersoort kippen, onderscheidenlijk kalkoenen, opgenomen in
bijlage A bij de Meststoffenwet ;
e.
andere dieren: dieren van andere in
bijlage A bij de Meststoffenwet opgenomen diersoorten dan varkens, kippen en kalkoenen.
2.
Voor de toepassing van
artikel 2a wordt onder «overdracht» verstaan: overdracht als bedoeld in artikel 4, onderdeel c of d, van het Verplaatsingsbesluit Meststoffenwet.
1.
Voor de toepassing van de
artikelen 15, eerste en tweede lid, en
16, tweede lid, van de wet alsmede van
artikel 8 van dit besluit, wordt onder het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, niet begrepen het op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet geldende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, voor zover dat als gevolg van de toepassing van de
artikelen 7, vierde en vijfde lid,
9 of
10 van de wet is vergroot ten opzichte van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, zoals dat is bepaald op grond van de
artikelen 6,
7,
8 of
11, tweede en derde lid, van de wet.
2.
Voor zover de hoogte van het varkensrecht en het fokzeugenrecht worden bepaald op grond van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het op grond van die regels bepaalde grondgebonden deel van het varkensrecht en het fokzeugenrecht, voor zover de
artikelen 9 en
10 van de wet daarbij overeenkomstige toepassing vinden.
1.
Indien de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in 1996 is verkleind als gevolg van een overdracht wordt voor de toepassing van de
artikelen 15, eerste en tweede lid, en
16, tweede lid, van de wet alsmede van
artikel 8 van dit besluit, onder het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, niet begrepen het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door het aantal hectaren waarmee de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in 1996 als gevolg van de overdracht is verkleind, te vermenigvuldigen met 125 kilogram fosfaat, dit product te verminderen met de hoeveelheid fosfaat waarmee het voor het bedrijf geldende niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen in 1996 op grond van
artikel 55, vierde lid, onderdeel b, van de Meststoffenwet, en artikel 5, onderdelen a, b en c, van het Verplaatsingsbesluit Meststoffenwet, als gevolg van de overdracht is toegenomen, en de uitkomst hiervan te delen door 7,4 kilogram fosfaat.
3.
Indien het varkensrecht overeenkomstig
artikel 7 van de wet, onderscheidenlijk overeenkomstig
paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij, is bepaald, en de overdracht plaatsvond in 1996, onderscheidenlijk in 1995 of 1996, wordt voor de toepassing van de
artikelen 15, eerste en tweede lid, en
16, tweede lid, van de wet alsmede van
artikel 8 van dit besluit, onder het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, niet begrepen het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door het aantal hectaren waarmee de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond als gevolg van de overdracht is verkleind te vermenigvuldigen met 125 kilogram fosfaat, en dit product vervolgens te delen door 7,4 kilogram fosfaat.
1.
Voor de toepassing van de
artikelen 15, tweede lid, en
17, derde lid, van de wet wordt de in een jaar gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond bepaald door de som van het aantal op de eerste dag van elke kalendermaand tot het bedrijf behorende hectares landbouwgrond te delen door twaalf.
2.
Indien de
artikelen 15, tweede lid, en
17, derde lid, van de wet op een andere datum dan 1 januari in werking treden, wordt in afwijking van het eerste lid in het desbetreffende jaar de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond bepaald voor het tijdvak dat bestaat uit het nog niet verstreken deel van het jaar naar de som van het aantal op de eerste dag van elke kalendermaand tot het bedrijf behorende hectares landbouwgrond, gedeeld door het aantal kalendermaanden waaruit dat tijdvak bestaat.
Artikel 4
Voor de toepassing van
artikel 15, tweede lid, van de wet wordt, in zoverre in afwijking van artikel 3, bij de bepaling van de in het desbetreffende jaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond geen rekening gehouden met een binnen hetzelfde jaar plaatsvindende verkleining gevolgd door een vergroting van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, voor zover de vergroting in omvang gelijk is aan de verkleining.
Artikel 7
Indien in enig jaar registratie van een kennisgeving als bedoeld in
artikel 30 van de wet heeft plaatsgevonden, wordt in het desbetreffende jaar voor de toepassing van
artikel 15, eerste lid, van de wet ten aanzien van het desbetreffende bedrijf onder een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, verstaan: een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, dan het op de dag voorafgaande aan de registratie van de kennisgeving geldende varkensrecht, respectievelijk fokzeugenrecht, dat achtereenvolgens is vermenigvuldigd met het op het tijdstip van registratie in het desbetreffende jaar verstreken aantal maanden gedeeld door twaalf, en is vermeerderd met het op 31 december van het desbetreffende jaar geldende varkensrecht, respectievelijk fokzeugenrecht, dat is vermenigvuldigd met het sedert het tijdstip van de registratie in het desbetreffende jaar verstreken aantal maanden gedeeld door twaalf.
Artikel 8a
Indien de krachtens artikel 24 van de wet gestelde regels worden gewijzigd, kan bij die regels een termijn worden bepaald waarbinnen de in artikel 24, derde lid, van de wet bedoelde melding, in zoverre in afwijking van dat artikel, wordt gedaan.
Artikel 9
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 1998.
Artikel 10
Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij.
's-Gravenhage, 3 juli 1998
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Uitgegeven zestiende juli 1998
De Minister van Justitie,