Let op. Deze wet is vervallen op 1 mei 2009. U leest nu de tekst die gold op 30 april 2009.

Artikel 5.3.15 Voertuigreglement

Uitgebreide informatie
1.
Bedrijfsauto’s die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende snelheidsmeter, die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.
2.
De volgende categorieën motorrijtuigen zijn voorzien van een snelheidsbegrenzer:
a. bedrijfsauto’s met een dieselmotor, met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg, doch niet meer dan 12.000 kg, die na 30 september 2001 doch voor 1 januari 2005 in gebruik zijn genomen;
b. bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg, doch niet meer dan 12.000 kg, die na 31 december 2004 in gebruik zijn genomen;
c. bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg, die na 31 december 1987 in gebruik zijn genomen;
d. bussen met een dieselmotor, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg, die na 30 september 2001 doch voor 1 januari 2005 in gebruik zijn genomen;
e. bussen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg, die na 31 december 2004 in gebruik zijn genomen;
f. bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg, die na 31 december 1987 in gebruik zijn genomen.
3.
De snelheidsbegrenzer moet zijn afgesteld op:
a. een zodanige snelheid, dat de maximumsnelheid van bedrijfsauto’s, niet zijnde bussen, niet meer dan 90 km/h kan bedragen;
b. een zodanige snelheid, dat de maximumsnelheid van bussen niet meer dan 100 km/h kan bedragen;
c. maximaal 100 km/h, indien het een bus betreft met een maximum massa van meer dan 10.000 kg, die voor 1 januari 2005 in gebruik is genomen.
De ingestelde snelheid is onuitwisbaar vermeld op een installatieplaatje dat op een duidelijk zichtbare plaats in de stuurcabine van het voertuig is aangebracht.
4.
De snelheidsbegrenzer en de voor het functioneren noodzakelijke aansluitingen moeten met behulp van een verzegeling of door de noodzaak om speciale gereedschappen te gebruiken zijn beschermd tegen niet-toegestane bijstelling of onderbreking van de stroomvoorziening.
5.
De in het tweede lid bedoelde verplichting geldt niet voor:
b. motorrijtuigen die blijkens een aantekening op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van een snelheidsbegrenzer behoeven te zijn voorzien.
6.
Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet zijn voorzien van een controleapparaat als bedoeld in verordening 3821/85/EEG:
a. mag de op het installatieplaatje vermelde geldigheidsduur niet zijn verstreken, met dien verstande dat de geldigheidsduur maximaal twee jaar vanaf de installatiedatum bedraagt;
b. moet het onder a bedoelde installatieplaatje zijn voorzien van een verzegeling dan wel zodanig zijn aangebracht dat dit bij verwijdering onherstelbaar wordt beschadigd;
c. mag de omtrek van de op de aangedreven wielen gemonteerde banden niet meer dan 4% afwijken van de waarde die op het onder a bedoelde installatieplaatje is vermeld;
d. moeten het controleapparaat en de voor het functioneren noodzakelijke aansluitingen met behulp van een verzegeling zijn beschermd tegen een niet-toegestane wijziging in de instellingen of onderbreking van de stroomvoorziening.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 1A. Verbodsbepalingen in verband met het in de handel brengen
+ Hoofdstuk 2. Toelating tot de weg
+ Hoofdstuk 3. Eisen toelating
+ Hoofdstuk 4. Periodieke keuring van voertuigen
- Hoofdstuk 5. Permanente eisen
+ Hoofdstuk 6. Wijziging in de constructie
+ Hoofdstuk 7. Ontheffingen
+ Hoofdstuk 8. Strafbepalingen
+ Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht