a.
twee niet-driehoekige rode retroreflectoren welke zijn voorzien van een door Onze Minister bekendgemaakt goedkeuringsmerk, indien het een wagen betreft waarvan de breedte meer dan 1,50 m bedraagt, dan wel één zodanige retroreflector indien het een wagen betreft waarvan de breedte ten hoogste 1,50 m bedraagt;
b.
een rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek.
1.
De niet-driehoekige rode retroreflectoren moeten aan de achterzijde van het voertuig op gelijke hoogte zijn aangebracht:
a.
niet meer dan 0,40 m binnenwaarts van de uiterste linker- en rechterzijde van het voertuig;
b.
op een hoogte van niet minder dan 0,35 m en niet meer dan 0,90 m boven het wegdek.
2.
Indien één niet-driehoekige retroreflector is voorgeschreven, moet deze zijn aangebracht:
a.
aan de uiterste linkerzijde van het voertuig;
b.
op een hoogte van niet minder dan 0,35 m en niet meer dan 0,90 m boven het wegdek.
3.
De rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek moet aan de achterzijde van het voertuig zijn aangebracht:
a.
in het midden van het voertuig dan wel links van het midden;
b.
op een hoogte van niet minder dan 0,35 m en niet meer dan 0,90 m boven het wegdek. Indien zulks niet mogelijk is zonder gebruikmaking van bevestigingsmiddelen die gemakkelijk kunnen worden beschadigd, mag de retroreflector op een hoogte van meer dan 0,90 m doch niet meer dan 1,60 m boven het wegdek zijn aangebracht.
1.
De retroreflectoren mogen niet zijn afgeschermd.
2.
De retroreflectoren mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectie beïnvloeden.
3.
De rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek moet zijn voorzien van een door Onze Minister bekendgemaakt goedkeuringsmerk.
1.
Wagens mogen zijn voorzien van:
a.
twee lichten aan de voorzijde;
b.
twee achterlichten indien het een wagen betreft waarvan de breedte meer dan 1,50 m bedraagt, dan wel ten minste één achterlicht indien het een wagen betreft waarvan de breedte ten hoogte 1,50 m bedraagt;
c.
één of twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;
d.
ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig.
2.
Wagens mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra niet-driehoekige rode aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.
1.
Wagens mogen niet zijn voorzien van verblindende verlichting.
2.
Wagens mogen niet zijn voorzien van knipperende verlichting.