1.
De werkgever past een korting toe op het totaal van de door hem op grond van de
afdelingen 2,
3 en
4 verschuldigde premies, tenzij de werkgever in verband met de dienstbetrekking met die werknemer een loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in
artikel 10d van de Participatiewet, bij een dienstbetrekking met een werknemer, die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
a.
recht heeft op een uitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ;
b.
geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in
artikel 38b, eerste of tweede lid de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten;
c.
geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in
artikel 38b, eerste of tweede lid achttien jaar is of ouder en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten.
De korting wordt toegepast voor zolang de dienstbetrekking met die werknemer duurt doch ten hoogste gedurende de eerste drie jaar vanaf de aanvang van die dienstbetrekking.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de werknemer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden voor zolang de dienstbetrekking duurt doch ten hoogste gedurende een jaar nadat die werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden.
1°.
minder dan 35% arbeidsongeschikt is,
2°.
op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever, tenzij de dienstbetrekking met die andere werkgever reeds bestond op de eerste dag van de wachttijd,
3°.
niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever, en
4°.
binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever.
4.
Het UWV verstrekt op verzoek van de werknemer of de persoon die verwacht een dienstbetrekking met een werkgever te zullen aangaan een verklaring of de aanvrager naar het oordeel van het UWV voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het eerste lid, onderdeel b of c.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de gegevens, die de werkgever bij de loonadministratie bewaart waaruit blijkt dat de werknemer, bedoeld in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking voldoet aan het eerste lid.