1.
De werkgever past een korting toe op het totaal van de door hem op grond van de
afdelingen 2,
3 en
4 verschuldigde premies bij een dienstbetrekking met een werknemer:
a.
die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht heeft op een uitkering op grond van de
Werkloosheidswet , de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering , de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen , de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten , de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen , de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen , de
Participatiewet , de
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen , de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers , de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers , of op wachtgeld als bedoeld in
artikel 6, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, dan wel recht heeft op inkomensondersteuning op grond van de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ; en
b.
die op het moment van in dienst treden bij die werkgever 56 jaar of ouder is.
De korting wordt toegepast voor zolang de dienstbetrekking met die werknemer duurt doch ten hoogste gedurende de eerste drie jaar vanaf de aanvang van die dienstbetrekking.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is bij een dienstbetrekking met een werknemer, die behoort tot een nader te bepalen categorie van personen, die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht hebben op een nabestaandenuitkering op grond van de
Algemene nabestaandenwet .
3.
Het eerste lid is niet van toepassing, indien de werkgever in verband met de dienstbetrekking met die werknemer een loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in
artikel 10d van de Participatiewet.
4.
Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast beschikt de werkgever over een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van burgemeester en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de werknemer, bedoeld in het eerste of tweede lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of voldoet aan het tweede lid.
5.
De werkgever bewaart de verklaring, bedoeld in het vierde lid, of een beschikking van het college van burgemeester en wethouders tot verlening van loonkostensubsidie als bedoeld in het derde lid, bij de loonadministratie.
1.
De werkgever past een korting toe op het totaal van de door hem op grond van de
afdelingen 2,
3 en
4 verschuldigde premies, tenzij de werkgever in verband met de dienstbetrekking met die werknemer een loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in
artikel 10d van de Participatiewet, bij een dienstbetrekking met een werknemer, die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
a.
recht heeft op een uitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ;
b.
geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in
artikel 38b, eerste of tweede lid de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten;
c.
geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in
artikel 38b, eerste of tweede lid achttien jaar is of ouder en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten.
De korting wordt toegepast voor zolang de dienstbetrekking met die werknemer duurt doch ten hoogste gedurende de eerste drie jaar vanaf de aanvang van die dienstbetrekking.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de werknemer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden voor zolang de dienstbetrekking duurt doch ten hoogste gedurende een jaar nadat die werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk heeft hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever is gaan bekleden.
1°.
minder dan 35% arbeidsongeschikt is,
2°.
op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever, tenzij de dienstbetrekking met die andere werkgever reeds bestond op de eerste dag van de wachttijd,
3°.
niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever, en
4°.
binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever.
4.
Het UWV verstrekt op verzoek van de werknemer of de persoon die verwacht een dienstbetrekking met een werkgever te zullen aangaan een verklaring of de aanvrager naar het oordeel van het UWV voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het eerste lid, onderdeel b of c.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de gegevens, die de werkgever bij de loonadministratie bewaart waaruit blijkt dat de werknemer, bedoeld in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking voldoet aan het eerste lid.
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de werkgever een korting toepast op de door hem op grond van de
afdelingen 2,
3 of
4 verschuldigde premies bij een dienstbetrekking met een werknemer, indien die werkgever maatregelen heeft getroffen gericht op bevordering van de duurzame arbeidsparticipatie van die werknemer.
2.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden de maatregelen aangewezen die geacht worden de duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen en wordt de hoogte van de korting afhankelijk gesteld van de mate waarin de werkgever die maatregelen heeft getroffen ten aanzien van de werknemer.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de gegevens die de werkgever bij de loonadministratie bewaart waaruit de mate van inzet van de getroffen maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, blijkt.