1.
Artikel 47, aanhef en onderdeel b, zoals
dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere sociale verzekeringswetten in verband met de invoering van een premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder (Stb. 598), blijft van toepassing voor zover de betreffende premievrijstelling op die dag werd toegepast voor het in dienst hebben van werknemers van 54,5 jaar en ouder, tot die werknemers de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt.
Artikel 122d. Overgangsbepaling ontwikkeling premie Algemeen Werkloosheidsfonds
De premie die op grond van
artikel 27 is vastgesteld wordt met ingang van het jaar 2015 in verband met de ontwikkeling van de lasten voor werkgevers voortvloeiend uit de toepassing van
artikel 47 en
122c verlaagd met 0,35% in 2015, 0,45% in 2016, 0,55% in 2017, 0,60% in 2018, 0,70% in 2019 en 0,75% in 2020.
1.
De werkgever, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van
artikel III, onderdeel C, onderdeel 2, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters het risico draagt voor de betaling van de WGA uitkering, bedoeld in
artikel 40, eerste lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde voor die datum wordt na die datum geacht het risico te dragen voor betalingen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, met ingang van die datum, indien hij een garantie overlegt als bedoeld in artikel 40, tweede lid, die betrekking heeft op het dragen van dit risico.
2.
De werkgever overlegt de garantie, bedoeld in het eerste lid, ten minste dertien weken voor de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid.
3.
Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in
artikel 40, eerste lid, onderdeel a, wordt, onverminderd artikel 40, tiende lid, onderdeel b, door de inspecteur met ingang van de datum van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid, beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking, indien de garantie, bedoeld in het eerste lid, niet ten minste dertien weken voor die datum door de werkgever is overlegd.
Artikel 122m. Overgangsbepaling toepassing AWR op beschikkingen eigenrisicodragen
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 januari 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 in verband met een technische aanpassing van de berekening van de nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouders en een verduidelijking van de Werkloosheidswet (Kamerstukken 33 855) tot wet wordt verheven en artikel IVa, onderdeel C, onderdeel 3, van die wet in werking treedt en uiterlijk op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding beroep is ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur op grond van
artikel 40, blijft het recht van toepassing zoals dat gold op die dag.
1.
De quotumheffing, bedoeld in
hoofdstuk 3, afdeling 4, paragraaf 4a, wordt niet uitgevoerd dan nadat bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, tot invoering is besloten indien is gebleken dat het aantal banen voor arbeidsbeperkten als bedoeld in
artikel 38b, eerste lid, en het vierde lid, in onvoldoende mate is toegenomen ten opzichte van het aantal van deze banen op 1 januari 2013, waarbij dit apart wordt beoordeeld voor de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid.
2.
Bij regeling van Onze Minister wordt ten behoeve van de vaststelling van de toename, bedoeld in het eerste lid, het aantal banen bepaald voor arbeidsbeperkten, bedoeld in het eerste lid, uitgedrukt in verloonde uren op 1 januari 2013 voor de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid en wordt voor de desbetreffende sector voor het desbetreffende kalenderjaar, bepaald:
a.
het cumulatief aantal extra te realiseren banen voor deze arbeidsbeperkten uitgedrukt in verloonde uren;
b.
het cumulatief aantal gerealiseerde banen voor deze arbeidsbeperkten uitgedrukt in verloonde uren, en
c.
de uitkomst van de vergelijking tussen het cumulatief aantal banen, bedoeld in de onderdelen a en b, uitgedrukt in verloonde uren.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt niet als arbeidsbeperkte beschouwd de persoon die arbeid verricht in een dienstbetrekking in de zin van
artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, tenzij deze persoon op grond van het vierde lid is aangewezen en aan de werkgever in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid ter beschikking is gesteld.
4.
Bij regeling van Onze Minister worden categorieën arbeidsbeperkten die aan de werkgever in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid ter beschikking zijn gesteld om voor hem onder zijn toezicht en leiding arbeid te verrichten, aangewezen die overeenkomstig die regeling te stellen regels worden beschouwd als arbeidsbeperkten waarop het tweede lid van toepassing is. Deze categorieën arbeidsbeperkten worden voor de toepassing van het tweede lid niet geacht in dienstbetrekking te staan tot de werkgever in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid die deze arbeidsbeperkten ter beschikking heeft gesteld.
5.
Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt gelijktijdig aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan vier weken na de overlegging.
Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd van Wet financiering sociale verzekeringen">Artikel 122p. Overgangsrecht in verband met de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd
Artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel a, blijft buiten toepassing op het ziekengeld op grond van de
Ziektewet , alsmede de overlijdensuitkering, bedoeld in
artikel 35 van de Ziektewet, vermeerderd met de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in
artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, dat is of wordt betaald aan de verzekerde ten aanzien van wie de eerste dag van ongeschiktheid tot werken is gelegen op of na de dag dat de verzekerde de leeftijd, bedoeld in
artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en voor de dag van inwerkingtreding van
artikel III, onderdeel D, van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd.