Artikel 2.26
Er is een Commissie genetische modificatie.
1.
De commissie heeft tot taak:
a. Onze Minister te adviseren over kennisgevingen en aanvragen om vergunning met betrekking tot het vervaardigen van of handelen met genetisch gemodificeerde organismen en over veiligheidsmaatregelen die in het kader daarvan moeten worden getroffen ter bescherming van mens en milieu;
b. het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een inrichting, te adviseren over aanvragen om vergunning met betrekking tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen inrichtingen voor zover die aanvragen betrekking hebben op het vervaardigen van of handelen met genetisch gemodificeerde organismen;
c. het bestuursorgaan dat belast is met het toezicht op het vervaardigen van of handelen met genetisch gemodificeerde organismen, te adviseren met betrekking tot dat toezicht.
2.
Op verzoek van Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat, of uit eigen beweging informeert de commissie Onze betrokken Minister indien aan het vervaardigen van of aan handelingen met genetisch gemodificeerde organismen ethische of maatschappelijke aspecten zijn verbonden die naar het oordeel van de commissie van belang zijn.
Artikel 2.28
Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat, dragen er zorg voor dat de commissie op de hoogte wordt gehouden ten aanzien van het beleid op het terrein van het vervaardigen van of van handelingen met genetisch gemodificeerde organismen.
Artikel 2.29
Telkens binnen een termijn van vier jaren brengt de commissie een rapport uit aan Onze Minister, waarin ten minste de taak, de samenstelling, de inrichting en werkwijze van de commissie aan een onderzoek worden onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen. Onze Minister zendt dit rapport, voorzien van zijn standpunt, aan de beide kamers der Staten-Generaal.
1.
De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste vijftien en ten hoogste twintig andere leden.
2.
De voorzitter en de andere leden van de commissie worden benoemd op grond van hun deskundigheid op het gebied van het vervaardigen van of van handelingen met genetisch gemodificeerde organismen en de mogelijke gevolgen daarvan voor mens en milieu, daarbij inbegrepen de ecologische gevolgen en de daarbij te nemen veiligheidsmaatregelen.
1.
De voorzitter van de commissie wordt door Onze Minister benoemd. Onze Minister hoort de commissie alvorens hij de voorzitter benoemt.
2.
Onze Minister benoemt ten minste veertien en ten hoogste negentien andere leden van de commissie.
3.
De voorzitter en de leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd. Zij zijn terstond weer benoembaar.
4.
De voorzitter en de leden kunnen te allen tijde hun functie neerleggen door een schriftelijke kennisgeving aan Onze Minister.
5.
Onze Minister kan in bijzondere gevallen de voorzitter en de andere leden in hun functie schorsen en uit hun functie ontslaan.
1.
De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.
2.
De plaatsvervangend voorzitter kan te allen tijde zijn functie neerleggen door een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter.
3.
In bijzondere gevallen kan de commissie de plaatsvervangend voorzitter in zijn functie schorsen en uit zijn functie ontslaan.
1.
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris. Aan de secretaris kan een adjunct-secretaris worden toegevoegd.
2.
De secretaris en de adjunct-secretaris worden door Onze Minister benoemd, in hun functie geschorst en uit hun functie ontslagen, de commissie gehoord.
3.
De secretaris is geen lid van de commissie.
4.
De secretaris is voor de uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.
5.
Onze Minister kan voorzien in een bureau voor de commissie, dat onder leiding staat van de secretaris.
1.
De commissie kan voor bepaalde onderwerpen subcommissies instellen.
2.
De voorzitter van een subcommissie wordt door de commissie uit haar midden benoemd.
1.
De commissie en haar subcommissies kunnen zich bij hun werkzaamheden doen bijstaan door personen die geen lid zijn van de commissie.
2.
Onze Minister en Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kunnen, ieder voor hun ministerie, ambtenaren aanwijzen, die bevoegd zijn tot het bijwonen van de door de commissie en haar subcommissies te houden vergaderingen, met dien verstande dat in de vergaderingen van de commissie voor ieder van die ministeries ten hoogste één ambtenaar aanwezig is.
1.
De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. De commissie stelt bij haar in artikel 2.40 bedoelde besluit regels betreffende de openbaarheid van de vergaderingen van de subcommissies.
2.
Een vergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.
1.
De adviezen van de commissie worden uitgebracht overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid van de vergadering.
2.
Ter vergadering ingebrachte minderheidsstandpunten worden in of bij de adviezen vermeld.
Artikel 2.38
De commissie houdt de op de door haar uitgebrachte adviezen betrekking hebbende voorbereidende stukken ter beschikking van Onze Minister en van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, onder b en c.
1.
De voorzitter van de commissie pleegt ten minste eenmaal per jaar overleg met Onze Minister over de door de commissie voorgenomen werkzaamheden voor de komende twaalf maanden. De commissie stelt vervolgens het programma van haar werkzaamheden vast en zendt dit aan Onze Minister.
2.
Ten behoeve van de voorbereiding van het in het eerste lid bedoelde overleg stelt de commissie een overzicht van de door haar voorgenomen werkzaamheden op en legt dit tijdig aan Onze Minister voor. De commissie voegt bij het overzicht een raming van de met de uitvoering van de werkzaamheden gepaard gaande kosten.
3.
De commissie oefent haar werkzaamheden uit binnen het raam van de middelen welke haar jaarlijks ingevolge de begrotingswet ter beschikking worden gesteld.
Artikel 2.40
De commissie stelt nadere regels betreffende haar werkwijze en de werkwijze van haar subcommissies en zendt deze aan Onze Minister.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemeen
- Hoofdstuk 2. Zelfstandige bestuursorganen en adviesorganen
+ Hoofdstuk 3. Internationale zaken
+ Hoofdstuk 4. Plannen
+ Hoofdstuk 5. Milieukwaliteitseisen
+ Hoofdstuk 6. Milieuzonering
+ Hoofdstuk 7. Milieueffectrapportage
+ Hoofdstuk 8. Inrichtingen
+ Hoofdstuk 9. Stoffen en produkten
+ Hoofdstuk 10. Afvalstoffen
+ Hoofdstuk 11. Geluid
+ Hoofdstuk 11a. Andere handelingen
+ Hoofdstuk 12. Verslag-, registratie- en meetverplichtingen
+ Hoofdstuk 13. Procedures voor vergunningen en ontheffingen
+ Hoofdstuk 14. Coördinatie
+ Hoofdstuk 15. Financiële bepalingen
+ Hoofdstuk 16. Handel in emissierechten
+ Hoofdstuk 17. Maatregelen in bijzondere omstandigheden
+ Hoofdstuk 18. Handhaving
+ Hoofdstuk 19. Openbaarheid van milieu-informatie
+ Hoofdstuk 20. Inwerkingtreding en rechtsbescherming
+ Hoofdstuk 21. Verdere bepalingen
+ Hoofdstuk 22. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht