Let op. Deze wet is vervallen op 1 juni 2008. U leest nu de tekst die gold op 31 mei 2008.

Artikel 23 Wet milieugevaarlijke stoffen

Uitgebreide informatie
1.
Indien Onze Minister een ernstig vermoeden heeft dat door handelingen met een stof of een preparaat gevaren kunnen ontstaan voor mens of milieu, kan hij in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan degene die beroepshalve die stof of dat preparaat vervaardigt, in Nederland invoert of toepast, opdragen door hem omschreven onderzoek te verrichten en daarover schriftelijk aan hem verslag uit te brengen. Gelijke bevoegdheden komen toe aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met Onze Minister, indien hij een ernstig vermoeden heeft dat door zodanige handelingen gevaren kunnen ontstaan in de arbeidssituatie. Onze Minister, onderscheidenlijk Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan daarbij een termijn stellen waarbinnen het verslag moet worden uitgebracht. Artikel 14, zesde lid, eerste en laatste volzin, is tevens van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien een stof of een preparaat, met betrekking waartoe een ernstig vermoeden bestaat dat door handelingen daarmee gevaren kunnen ontstaan voor mens of milieu, door meer dan een persoon beroepshalve wordt vervaardigd, in Nederland ingevoerd of toegepast, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat met betrekking tot die stof of dat preparaat onderzoek moet worden verricht.
3.
Bij een maatregel op grond van het tweede lid wordt bepaald welk onderzoek moet worden verricht en worden eisen gesteld waaraan de instelling of instellingen die het onderzoek verricht, onderscheidenlijk verrichten, moeten voldoen. Indien degenen die de stof of het preparaat beroepshalve vervaardigen, in Nederland invoeren of toepassen, niet binnen twaalf weken na het in werking treden van de maatregel het onderzoek hebben opgedragen aan een of meer instellingen, geschiedt zulks door Onze Minister, onderscheidenlijk door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4.
Ieder die beroepshalve een bij een maatregel op grond van het tweede lid aangewezen stof of preparaat vervaardigt, of die beroepshalve zodanige stof, al dan niet verwerkt in een preparaat, of preparaat in Nederland invoert, aan een ander ter beschikking stelt, opslaat, vervoert, toepast of zich daarvan ontdoet, is verplicht aan de aangewezen instellingen de door deze gevraagde gegevens met betrekking tot de stof te verschaffen, voor zover hij over deze gegevens beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
5.
Van een onderzoek als bedoeld in het tweede lid wordt schriftelijk verslag uitgebracht aan Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Onze Minister zendt een exemplaar van het verslag aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Artikel 6, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6.
Bij een besluit als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid bepaalt Onze Minister, onderscheidenlijk Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tevens in hoeverre de kosten ten laste van de in het tweede lid bedoelde personen zullen worden gebracht, alsmede de wijze van berekening van de kosten.
7.
Met betrekking tot het bij of krachtens het tweede, derde, vijfde en zesde lid van dit artikel bepaalde kan Onze Minister, onderscheidenlijk Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere regelen stellen.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemeen
+ Hoofdstuk 2. Kennisgeving
- Hoofdstuk 3. Onderzoek
+ Hoofdstuk 4. Maatregelen
+ Hoofdstuk 5
+ Hoofdstuk 6. Beroep op de administratieve rechter
+ Hoofdstuk 7. Verdere bepalingen
+ Hoofdstuk 8. Handhaving
+ Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht