Artikel 33
Een in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen aan een lidstaat van teruggaaf indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
a.
tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in de lidstaat van teruggaaf noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;
b.
tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:
1°.
vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die in die lidstaat vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 144, 146, 148, 149, 151, 153, 159 of 160 van BTW-richtlijn 2006;
2°.
goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer krachtens de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006 in die lidstaat de belasting verschuldigd is.
Artikel 33a
Het teruggaafverzoek heeft betrekking op de belasting die werd geheven ter zake van de voor de ondernemer door andere ondernemers in de lidstaat van teruggaaf verrichte goederenleveringen of diensten, of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat voor zover deze goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:
a.
de handelingen bedoeld in artikel 169, punten a) en b), van BTW-richtlijn 2006;
b.
handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006, als toegepast in de lidstaat van teruggaaf, tot voldoening van de belasting is gehouden.
1.
Om in de lidstaat van teruggaaf recht te hebben op teruggaaf verricht de in Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in Nederland een recht op aftrek doen ontstaan.
2.
Wanneer de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in Nederland gevestigd is, en zowel handelingen verricht die in Nederland een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in Nederland geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig
artikel 33a voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van de belasting door de lidstaat van teruggaaf in aanmerking worden genomen dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door Nederland, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.
1.
De in Nederland gevestigde ondernemer die in de lidstaat van teruggaaf de belasting terug wil verkrijgen, richt langs elektronische weg een teruggaafverzoek tot die lidstaat, dat hij indient bij de inspecteur via een daartoe ingestelde portaalsite.
2.
Het teruggaafverzoek bevat de volgende informatie:
a.
de naam en het volledige adres van de aanvrager;
b.
een elektronisch adres;
c.
een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor de goederen of diensten worden afgenomen;
d.
het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;
e.
een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het teruggaaftijdvak geen goederenleveringen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de handelingen bedoeld in
artikel 33, onderdeel b, onder 1° en 2°;
f.
het btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de aanvrager;
g.
zijn bankgegevens (inclusief IBAN en BIC).
3.
Naast de in het tweede lid bedoelde gegevens worden in het teruggaafverzoek voor iedere lidstaat van teruggaaf en voor iedere factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:
a.
de naam en het volledige adres van de leverancier of dienstverrichter;
b.
behalve in het geval van invoer, het btw-identificatienummer van de leverancier of dienstverrichter of zijn fiscaal registratienummer, toegekend door de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 239 en 240 van BTW-richtlijn 2006;
c.
behalve in het geval van invoer, het landencodenummer van de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 215 van BTW-richtlijn 2006;
d.
de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;
e.
de maatstaf van heffing en het bedrag aan btw, uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;
g.
indien van toepassing, het overeenkomstig
artikel 33b berekende pro rata, uitgedrukt in procenten;
h.
de aard van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door middel van de codes als bepaald in
artikel 33d.
1.
In het teruggaafverzoek moet de aard van de afgenomen goederen en diensten door middel van de volgende codes worden aangegeven:
2.
= verhuur van vervoermiddelen;
3.
= uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en 2;
4.
= wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de weginfrastructuur;
5.
= reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer;
7.
= spijzen, drank en restauratie;
8.
= toegang tot beurzen en tentoonstellingen;
9
= weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en representatie;
10.
= andere.
Indien code 10 wordt gebruikt, moet de aard van de afgenomen goederen en diensten worden aangegeven.
2.
Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf verstrekt de aanvrager bij het verzoek langs elektronische weg aanvullende gegevens met betrekking tot iedere in het eerste lid vermelde code, voor zover die gegevens voor die lidstaat noodzakelijk zijn wegens beperkingen van het recht op aftrek krachtens BTW-richtlijn 2006, als toegepast in die lidstaat, of voor de toepassing van een krachtens artikel 395 of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf verleende, voor dit geval relevante afwijking.
3.
Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf omschrijft de aanvrager voorts bij het verzoek zijn beroepsactiviteit aan de hand van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens artikel 34bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (PbEU 2003, L 264).
1.
Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de door de inspecteur ingestelde portaalsite worden ingediend. Het teruggaafverzoek geldt alleen als ingediend indien de aanvrager alle in de
artikelen 33c en
33d verlangde gegevens verstrekt heeft.
2.
De inspecteur stuurt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg een bevestiging van ontvangst.
1.
De inspecteur stuurt het verzoek niet door aan de lidstaat van teruggaaf wanneer de aanvrager in Nederland gedurende het teruggaaftijdvak:
a.
niet aan belasting onderworpen is;
b.
slechts goederenleveringen of diensten verricht die uit hoofde van
artikel 11 van belasting vrijgesteld zijn;
c.
valt onder de in
artikel 25 opgenomen regeling voor kleine ondernemers;
2.
De inspecteur stelt de aanvrager langs elektronische weg in kennis van zijn beslissing uit hoofde van het eerste lid bij voor bezwaar vatbare beschikking.