1.
Op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de afbakening van de Nederlandse markt voor openbaar vervoer en het maximaal voor een vervoerder te verkrijgen aandeel in de Nederlandse markt voor openbaar vervoer.
2.
Voor de toepassing van artikel 53, eerste lid, wordt het aandeel in de Nederlandse markt voor openbaar vervoer van een vervoerder bepaald aan de hand van de omzet die is behaald of is te verwachten met het verrichten van openbaar vervoer op basis van concessies of ander bij algemene maatregel van bestuur te bepalen vervoer.
3.
De berekening van de omzet, bedoeld in het tweede lid, geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor de netto-omzet.
4.
Voor de berekening van de omzet, bedoeld in het tweede lid, worden de omzetten, voor zover deze zijn behaald of zijn te verwachten met het verrichten van openbaar vervoer op basis van concessies, opgeteld van:
a. de betrokken vervoerder;
b. de vervoerder waarin de betrokken vervoerder rechtstreeks of middellijk:
1°. meer dan de helft van het kapitaal of de bedrijfsactiva bezit,
2°. de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen, dan wel
3°. de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht of bestuur of van de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen, dan wel
4°. het recht heeft de onderneming te leiden;
5°. op andere wijze dan bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde onderdeel, de mogelijkheid heeft, al dan niet in een gemeenschappelijke onderneming, een beslissende invloed uit te oefenen op de onderneming;
c. de vervoerders die ten aanzien van de betrokken vervoerder over de in onderdeel b bedoelde rechten of bevoegdheden beschikken;
d. de vervoerders waarin een in onderdeel c bedoelde vervoerder over de in onderdeel b bedoelde rechten of bevoegdheden beschikt;
e. de vervoerders waarin een andere onderneming als bedoeld in artikel 1 van de Mededingingswet die ten aanzien van de betrokken vervoerder over de in onderdeel b bedoelde rechten of bevoegdheden beschikt, over de in onderdeel b bedoelde rechten of bevoegdheden beschikt;
f. vervoerders waarbij ten minste twee vervoerders onderscheidenlijk ondernemingen als bedoeld in de onderdelen a tot en met d gezamenlijk over de in onderdeel b bedoelde rechten of bevoegdheden beschikken.
5.
Voor de berekening van de omzet van de in het eerste en vierde lid bedoelde vervoerders, blijft buiten beschouwing de omzet die is behaald in het tijdvak, bedoeld in artikel 47.
6.
Op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de wijze waarop het aandeel van de vervoerder, bedoeld in het tweede lid, in de Nederlandse markt voor openbaar vervoer wordt vastgesteld.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk II. Concessies voor openbaar vervoer
- Hoofdstuk III. Bepalingen inzake de aanbesteding en verlening van concessies
+ Hoofdstuk IV. Bepalingen voor gebruikers van voorzieningen van het openbaar vervoer
+ Hoofdstuk V. Taxivervoer
+ Hoofdstuk VI. Internationaal vervoer
+ Hoofdstuk VII. Handhaving
+ Hoofdstuk VIII. Overige bepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht