1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, van verordening 1071/2009/EG en van verordening 1073/2009/EG zijn belast:
a. de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen;
b. de bij besluit van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 20, tweede, derde en vierde lid, aangewezen personen, voor zover het de door hen verleende concessies betreft, voor het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19, 29, 30 tot en met 40, 46 en 63c, eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en elfde lid voor zover niet de Autoriteit Consument en Markt is belast met dat toezicht en
c. de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeenten aangewezen personen, voor zover het betreft het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 82a en 82b.
2.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, van verordening 1071/2009/EG en van verordening 1073/2009/EG zijn voorts belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren en de met betrekking tot deze wet krachtens artikel 17, eerste lid, onder 2°, van de Wet op de economische delicten aangewezen ambtenaren.
3.
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 70 tot en met 74 bepaalde mede belast personen die daartoe door de vervoerder zijn aangewezen.
4.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij verordening 1371/2007/EG zijn de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen belast.
5.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende lid en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel 87, vijfde lid, op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, uitvoeringsverordening (EU) nr. 869/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 inzake nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers (PbEU 2014, L 239) en de bij ministeriële regeling aangewezen bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie op het gebied van internationale passagiersvervoerdiensten is de Autoriteit Consument en Markt belast.
6.
Met het toezicht op de naleving van verordening (EU) nr. 181/2011 zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
7.
Van een besluit als bedoeld in het eerste, vierde of zesde lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk II. Concessies voor openbaar vervoer
+ Hoofdstuk III. Bepalingen inzake de aanbesteding en verlening van concessies
+ Hoofdstuk IV. Bepalingen voor gebruikers van voorzieningen van het openbaar vervoer
+ Hoofdstuk V. Taxivervoer
+ Hoofdstuk VI. Internationaal vervoer
- Hoofdstuk VII. Handhaving
+ Hoofdstuk VIII. Overige bepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht