1.
Onze Minister is de handhavende instantie, bedoeld in de artikelen 30 van verordening 1371/2007/EG en 28, eerste lid, van verordening (EU) nr. 181/2011.
2.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van verordening 1371/2007/EG, verordening 1071/2009/EG, verordening 1073/2009/EG, verordening (EU) nr. 181/2011 en van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
3.
De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van bij ministeriële regeling aangewezen bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie op het gebied van internationale passagiersvervoerdiensten.
Artikel 93a
Het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde en vierde lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens de artikelen 19, eerste en tweede lid, 29, 32, 34, 39, 46 en 63c, eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en elfde lid, voor zover de bevoegdheid tot handhaving niet op grond van artikel 94 aan de Autoriteit Consument en Markt is toegekend.
Artikel 94
In geval van overtreding van artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel 94 op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, en met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, kan de Autoriteit Consument en Markt aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
1.
De Autoriteit Consument en Markt deelt haar voornemen een beschikking te geven als bedoeld in artikel 94 schriftelijk en met redenen omkleed mee aan belanghebbenden.
2.
In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt de Autoriteit Consument en Markt, alvorens te besluiten omtrent toepassing van artikel 94 belanghebbenden in de gelegenheid schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken.
1.
De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder dwangsom wijzigen of intrekken.
2.
In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt de Autoriteit Consument en Markt, alvorens toepassing te geven aan het eerste lid, belanghebbenden in de gelegenheid mondeling of schriftelijk hun zienswijze kenbaar te maken.
Artikel 96a
In geval van overtreding van artikel 63c, eerste, tweede, vierde, zesde tot en met tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel 96a op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, en met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, kan de Autoriteit Consument en Markt een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000,– of indien dat meer is, 1% van de netto-omzet van de overtreder.
Artikel 97
Onverminderd artikel 12b, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, treffen de in artikel 87 of 89 of de in artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt bedoelde ambtenaren en personen zo nodig met behulp van de sterke arm de nodige maatregelen, indien naar hun oordeel in onvoldoende mate medewerking wordt verleend bij de uitvoering van de hun opgedragen taak.
1.
Indien de reiziger handelt in strijd met de artikelen 70 tot en met 73 en de krachtens artikel 74 gestelde regels zijn de in de artikelen 87 en 89 bedoelde ambtenaren en personen bevoegd zijn vervoerbewijs in te trekken en hem zo nodig met behulp van de sterke arm het gebruik van het gehele openbaar vervoer te ontzeggen.
2.
Indien degene die zich bevindt in of in de onmiddellijke nabijheid van een station, halteplaats of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening of daarbij behorende locatie als bedoeld in artikel 72, in strijd handelt met de artikelen 72, 73 of de krachtens artikel 74 gestelde regels, zijn de in artikel 89 bedoelde ambtenaren en personen bevoegd deze persoon zo nodig met behulp van de sterke arm de toegang tot een station, halteplaats of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening of de daarbij behorende locatie als bedoeld in artikel 72, te ontzeggen.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de duur van een ontzegging als bedoeld in het eerste lid of het tweede lid.
4.
Het is verboden in strijd te handelen met een op grond van het eerste lid of het tweede lid opgelegde ontzegging.
5.
De in de artikelen 87 en 89 bedoelde ambtenaren en personen zijn bevoegd bij vermoeden van een ten aanzien van handbagage gepleegde overtreding van het in artikel 72 bepaalde, zich in tegenwoordigheid van de reiziger van aard en inhoud daarvan te overtuigen en onbevoegd meegenomen handbagage uit de vervoermiddelen te weren of verwijderen.
1.
Onze Minister kan een vergunning als bedoeld in artikel 76, eerste lid, volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels, wijzigen, schorsen of intrekken:
a. indien is gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. indien niet langer wordt voldaan aan een van de in artikel 76, vierde lid, bedoelde eisen, tenzij een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in het vijfde lid voor zover het de eis van vakbekwaamheid betreft, is verleend;
2.
Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
1.
Onverminderd artikel 43, eerste lid, kan een concessie worden ingetrokken, indien aan de concessiehouder ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet een sanctie is opgelegd. Artikel 43, tweede lid, is van toepassing.
2.
De concessieverlener kan een ontheffing als bedoeld in artikel 29 intrekken, indien de vervoerder in strijd handelt met het bij of krachtens deze wet ten aanzien van de vervoerder bepaalde dan wel met de ontheffing of de aan de ontheffing verbonden beperkingen of voorschriften.
1.
Niet naleving van de artikelen 70 tot en met 73 en artikel 98, vierde lid, alsmede – voor zover aangeduid als strafbare feiten – het bepaalde krachtens artikel 74, tweede lid, is een overtreding en wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
2.
Indien de reiziger ten aanzien van wie door een ambtenaar of persoon, bedoeld in de artikelen 87 en 89, is vastgesteld dat hij in strijd handelt met de artikelen 70 of  71, niet voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 92, worden de in het eerste lid bedoelde straffen verhoogd tot een hechtenis van ten hoogste vier maanden, onderscheidenlijk een geldboete van de derde categorie.
Artikel 102
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het recht tot strafvordering wegens overtreding van de artikelen 70 of  71 vervalt door voldoening op een daarbij aan te geven wijze van een bij of krachtens die maatregel vast te stellen geldsom aan de vervoerder.
Artikel 103
Overtreding van de artikelen 7, eerste, derde en vierde lid, 76, eerste lid, en 76e, tweede en derde lid, wordt aangemerkt als een misdrijf.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk II. Concessies voor openbaar vervoer
+ Hoofdstuk III. Bepalingen inzake de aanbesteding en verlening van concessies
+ Hoofdstuk IV. Bepalingen voor gebruikers van voorzieningen van het openbaar vervoer
+ Hoofdstuk V. Taxivervoer
+ Hoofdstuk VI. Internationaal vervoer
- Hoofdstuk VII. Handhaving
+ Hoofdstuk VIII. Overige bepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht