1.
Het verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering wordt ingediend bij het UWV:
b.
door de in
artikel 18, eerste lid, onderdeel f, bedoelde persoon: binnen dertien weken na de dag, waarop zijn werkzaamheden als zelfstandige of zijn werkzaamheden als echtgenoot van de zelfstandige in diens bedrijfs- of beroepsuitoefening, een aanvang hebben genomen;
2.
Het UWV kan bepalen dat een verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering, ingediend na de daartoe op grond van deze wet of de daarop berustende bepalingen gestelde termijn, geacht wordt tijdig te zijn ingekomen, indien de persoon die het verzoek heeft gedaan, redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
3.
De vrijwillige verzekering vangt aan: