1.
Ten aanzien van de verzekerde die op grond van
artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b, c of d, van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld, is op het UWV
artikel 25, tweede, vierde, vijfde, en achtste tot en met zestiende lid, niet van toepassing en is
artikel 25, eerste, derde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing. Het UWV stelt, binnen een bij ministeriële regeling nader te bepalen termijn, in overleg met die verzekerde, een plan van aanpak op. Het plan van aanpak wordt periodiek geëvalueerd. Artikel 30a, zesde en zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor «de re-integratievisie» telkens wordt gelezen: het plan van aanpak.
2.
In afwijking van het eerste lid is
artikel 25, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, van overeenkomstige toepassing op de eigenrisicodrager, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet ten aanzien van de personen, bedoeld in
artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden. Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in
artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in
artikel 65 blijkt dat de eigenrisicodrager, bedoeld in de eerste zin, zonder deugdelijke grond de uit die zin voortvloeiende verplichtingen niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de persoon, bedoeld in de eerste zin recht op ziekengeld heeft op grond van
artikel 29 van de Ziektewet, op dat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de in de tweede zin bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen kan herstellen.
Artikel 25, tiende tot en met zestiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, bij de arbeidsinschakeling wordt ondersteund door het college van burgemeester en wethouders op grond van
artikel 7, derde lid, onderdeel c, van de Participatiewet, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op het college van burgemeester en wethouders en treedt het college van burgemeester en wethouders voor de toepassing van het eerste lid in de plaats van het UWV, met dien verstande dat de tweede zin van
artikel 65 niet van toepassing is.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van dit artikel.