1.
Tijdens het strafrechtelijk financieel onderzoek is de officier van justitie bevoegd zonder verdere rechterlijke machtiging te gelasten dat voorwerpen op grond van artikel 94a, tweede lid, in beslag worden genomen.
2.
Indien de officier van justitie zulks in het belang van het strafrechtelijk financieel onderzoek noodzakelijk acht, vordert hij dat de rechter-commissaris ter inbeslagneming een plaats doorzoekt dan wel andere hem krachtens het derde lid toekomende bevoegdheden uitoefent.
3.
Aan de rechter-commissaris komen tijdens het strafrechtelijk financieel onderzoek dezelfde bevoegdheden toe als in het geval hij in een zaak onderzoekshandelingen verricht uit hoofde van artikel 181, met dien verstande dat:
a. hij ook bevoegd is de uitlevering ter inbeslagneming te bevelen van brieven welke kunnen dienen om door degene tegen wie het onderzoek is gericht, verkregen wederrechtelijk voordeel aan te tonen;
b. hij niet gehouden is degene tegen wie het onderzoek is gericht of diens raadsman tot bijwoning van enige door hem te verrichten onderzoekshandeling toe te laten.
Inhoudsopgave
- Eerste Boek. Algemeene bepalingen
+ Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
+ Derde Boek. Rechtsmiddelen
+ Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
+ Vijfde Boek. Internationale en Europese strafvorderlijke samenwerking
+ Zesde Boek. Tenuitvoerlegging en kosten
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht