Besluit van 24 augustus 1998, houdende wijziging van artikel 41 van het Besluit algemene rechtspositie politie (ouderschapsverlof) en enige andere wijzigingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 30 juni 1998, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, EA98/U2039;
Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet;
De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 1998, no. W04.98.0291);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 augustus 1998, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nr. EA98/2701;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
[Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.]
ARTIKEL III
De voor ambtenaren als bedoeld in het
Besluit algemene rechtspositie politie op 30 september 1998 geldende arbeidsduur wordt met ingang van 1 oktober 1998 verminderd met twee achtendertigste deel. De met ingang van 1 oktober 1998 geldende arbeidsduur wordt naar boven afgerond op twee decimalen.
ARTIKEL IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug wat betreft
artikel I, II, tot en met 1 juli 1997 en wat betreft
artikel I, onderdeel D, tot en met 1 april 1998.
's-Gravenhage, 24 augustus 1998
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Uitgegeven de negende maart 1999
De Minister van Justitie,