Wet van 6 november 2013 tot aanpassing van enige wetten op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen aan te passen, teneinde de zelfstandige bestuursorganen die op grond van voornoemde wetten openbaar gezag uitoefenen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Wet bescherming persoonsgegevens.]
Artikel II
[Wijzigt de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.]
Artikel III
[Wijzigt de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting.]
Artikel IV
[Wijzigt de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.]
Artikel IVa
[Wijzigt de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.]
Artikel V
Op de leden van het College bescherming persoonsgegevens die zijn benoemd of herbenoemd voor het tijdstip waarop
artikel I, onderdeel C, subonderdeel 2, in werking treedt, blijft
artikel 53, derde lid, eerste, tweede en derde volzin, van de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing, zoals dat luidde voor dat tijdstip. Besluiten die zijn genomen op grond van
artikel 7, derde lid, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten onderscheidenlijk
artikel 4, derde lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel II, onderdeel D, onderscheidenlijk
artikel IV, onderdeel E, worden aangemerkt als besluiten in de zin van
artikel 12, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Artikel VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Wassenaar, 6 november 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Uitgegeven de negentiende november 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie,