Aanvullend Protocol bij het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof inzake de rechtsbescherming van de personen in dienst van de Benelux Economische Unie
(authentiek: nl)
De Regering van het Koninkrijk België,
De Regering van het Groothertogdom Luxemburg,
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
Gelet op het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, ondertekend te Brussel op 31 maart 1965,
Gelet op de Aanbeveling van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad van 15 januari 1965 en het door die Raad op 29 november 1968 uitgebrachte advies,
Verlangende rechtsbescherming te verlenen aan de personen in dienst van de Benelux Economische Unie door instelling van een ambtenarenrechtspraak,
Hebben tot dat doel besloten over te gaan tot het sluiten van een Aanvullend Protocol bij het Verdrag betreffende de instelling van een Benelux-Gerechtshof, en zijn de volgende bepalingen overeengekomen:
Artikel 1
Voor de personen in dienst van de Benelux Economische Unie staat administratief-rechtelijk beroep open in de gevallen en op de wijze, voorzien in dit Protocol.
1.
Aan het Benelux-Gerechtshof wordt de rechtsmacht toegekend om van het in artikel 1 bedoelde beroep kennis te nemen.
2.
Deze rechtsmacht wordt uitgeoefend door een door het Hof uit zijn midden samengestelde Kamer, waarin drie rechters, van elk land één, voor een tijdvak van drie jaar zitting hebben. Het Hof wijst uit hun midden de Voorzitter en zijn plaatsvervanger aan. Het Hof kan voor elk der rechters een of meer plaatsvervangers aanwijzen.
Artikel 3
Deze Kamer neemt kennis van het beroep ingesteld door:
a. de Secretaris-Generaal en de Adjunct-Secretarissen-Generaal alsmede de gewezen Secretarissen-Generaal en Adjunct-Secretarissen-Generaal tegen de besluiten, van algemene strekking dan wel betrekking hebbend op afzonderlijke gevallen, van het Comité van Ministers betreffende hun bezoldiging, pensioenen of andere sociale voorzieningen, betreffende op non-activiteitstelling op grond van ziekten of gebreken, betreffende pensionering op grond van lichamelijke ongeschiktheid, dan wel betreffende het recht op pensioen of op andere sociale voorzieningen van hun weduwen of wezen;
b. andere personen dan die bedoeld onder a., die in dienst van de Unie zijn of in haar dienst geweest zijn, tegen de besluiten, van algemene strekking dan wel betrekking hebbend op afzonderlijke gevallen, van een orgaan van de Unie inzake hun bezoldiging, pensioenen of andere sociale voorzieningen, het pensioen of andere sociale voorzieningen van hun weduwen of wezen, de hun opgelegde disciplinaire maatregelen, zwaarder dan een schriftelijke berisping, of schorsingen, op non-activiteitstelling, definitieve beëindiging van de ambtsvervulling, dan wel, in het algemeen, elk besluit, dat hun rechtspositie raakt;
c. de weduwe en de wezen van de onder a. en b. bedoelde personen tegen de besluiten, van algemene strekking dan wel betrekking hebbend op afzonderlijke gevallen, van een orgaan van de Unie betreffende hun pensioenen of andere sociale voorzieningen.
Artikel 4
Het Comité van Ministers kan bij beschikking bepalen dat de personen, die een leidende functie uitoefenen of uitgeoefend hebben bij instellingen van de Unie voor de toepassing van het bepaalde in artikel 3 worden geacht te behoren tot de onder a. van dat artikel bedoelde personen.
Artikel 5
In geval van overlijden van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde personen, kan hun recht van beroep worden uitgeoefend door hun erfgenamen en andere rechtsopvolgers onder algemene titel; dezen kunnen eveneens een aanhangig geding voortzetten.
Artikel 6
Het beroep heeft geen schorsende werking, tenzij de Voorzitter van de Kamer deze beveelt.
Artikel 7
Het beroep voor de Kamer van het Hof, ingesteld door een persoon, bedoeld in artikel 3 onder b. en c. en in artikel 5, is slechts ontvankelijk, indien de aangevallen beslissing is genomen na een voorafgaand intern beroep bij het gezag dat de beslissing heeft genomen of geacht wordt te hebben genomen. Het intern beroep moet worden ingesteld binnen een maand na de dag waarop de belanghebbende kennis heeft genomen van de door hem bestreden beslissing.
1.
Op het intern beroep wordt slechts beslist na advies van een Raadgevende Commissie die is samengesteld uit een gelijk aantal nationale ambtenaren van elk der drie landen, aangewezen door het Comité van Ministers, en leden die, overeenkomstig door het Comité van Ministers gestelde regels, bij geheime stemming en voor de duur van drie jaar, uit en door de in artikel 3b. bedoelde personen worden gekozen. De Raadgevende Commissie wordt voorgezeten door een door het Comité van Ministers daartoe benoemde, tot de rechterlijke macht van een der drie landen behorende rechter, die stemhebbend is in de Commissie.
2.
De Voorzitter en elk lid hebben een plaatsvervanger, aangewezen overeenkomstig de wijze voorzien in lid 1.
1.
Het advies van de Raadgevende Commissie wordt aanstonds ter kennis gebracht van het gezag welks beslissing is aangevallen en aan degene die het intern beroep instelde.
2.
Het gezag beslist, met redenen omkleed, op het intern beroep.
Artikel 10
De Raadgevende Commissie stelt haar huishoudelijk reglement en de regeling van de te volgen procedure vast en onderwerpt deze reglementen aan de goedkeuring van het Comité van Ministers.
Artikel 11
Indien drie maanden zijn verlopen nadat een in de artikelen 3 of 5 bedoelde persoon een instelling schriftelijk heeft verzocht een besluit te nemen, of nadat het advies bedoeld in Hoofdstuk II ter kennis is gebracht, wordt de instelling, indien zij niet heeft beslist, geacht afwijzend te hebben beschikt.
Artikel 12
Het gezag kan de vorengenoemde termijn, bij met redenen omkleed en aan de betrokkene bekend gemaakt besluit, met ten hoogste twee maanden verlengen.
Artikel 13
Behalve indien het beroep is gericht tegen een besluit, waarbij een disciplinaire straf is opgelegd of een preventieve schorsing met of zonder inhouding van salaris heeft plaatsgevonden, kan het slechts worden gegrond op schending van het geschreven recht of van substantiële vormen, op overschrijding of afwending van macht, dan wel op schending van enig algemeen rechtsbeginsel.
Artikel 14
De Secretaris-Generaal vertegenwoordigt de Unie in het geding, tenzij hij bij de uitkomst daarvan persoonlijk belang heeft. In dat geval bepaalt het Comité van Ministers wie de Unie vertegenwoordigt.
Artikel 15
Degene die de Unie vertegenwoordigt kan in het geding verschijnen in persoon dan wel een Adjunct-Secretaris-Generaal, een lid van de balie van een der drie landen of een andere persoon, die voor een bepaalde zaak door de Kamer als zodanig wordt toegelaten, in het geding namens hem doen verschijnen; hij kan zich ook ter zitting door een Adjunct-Secretaris-Generaal, zulk een lid van een der balies of zulk een toegelaten persoon doen bijstaan.
Artikel 16
De verzoeker kan in het geding in persoon verschijnen, dan wel een lid van de balie van een der drie landen, of een andere persoon, die voor een bepaalde zaak door de Kamer als zodanig wordt toegelaten, namens hem doen verschijnen; hij kan zich ook ter zitting door zulk een lid van een der balies of zulk een toegelaten persoon doen bijstaan.
Artikel 16bis
De bepalingen van artikel 12, lid 5, van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, zoals gewijzigd door artikel 5, lid 1, van het Protocol tot wijziging en aanvulling van dat Verdrag, ondertekend te Brussel op 23 november 1984, zijn van overeenkomstige toepassing op de in het onderhavige Protocol bedoelde rechtspleging.
Artikel 17
Het beroep wordt ingesteld door indiening van een daartoe strekkend verzoekschrift bij de griffie van het Hof binnen twee maanden, nadat het aangevallen besluit aan de verzoeker is bekend geworden, of een afwijzende beschikking, overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk III, geacht wordt te zijn genomen.
1.
Binnen een door de Voorzitter van de Kamer te bepalen termijn dient de Unie bij de griffie van het Hof een memorie van antwoord naar aanleiding van het inleidende verzoekschrift in.
2.
Deze memorie gaat vergezeld van alle bij de Unie berustende stukken, die voor de kennisneming van de zaak van nut kunnen zijn. Met name dienen de stukken en het advies van de Raadgevende Commissie, alsmede de beslissing op het intern beroep bij deze memorie te worden gevoegd.
Artikel 19
De verzoeker en zijn raadsman kunnen inzage nemen van de door de Unie bij de griffie van het Hof gedeponeerde stukken.
Artikel 20
De Voorzitter van de Kamer kan partijen bevelen ter griffie van het Hof aanvullende geschriften en documenten te deponeren.
Artikel 21
De partijen worden ter zitting opgeroepen. De zittingen zijn openbaar, tenzij de Kamer om redenen, aan de openbare orde of de goede zeden ontleend, anders beslist.
Artikel 22
De Kamer hoort de getuigen en deskundigen die zij ambtshalve of op verzoek van partijen heeft doen oproepen.
Artikel 23
De Voorzitter van de Kamer beëdigt getuigen en deskundigen voordat zij worden gehoord. Voor de wijze van aflegging van de eed en de mogelijkheid deze door een belofte te vervangen, geldt de nationale wet van de getuige of de deskundige.
Artikel 24
De Voorzitter van de Kamer bepaalt naar redelijkheid de vergoedingen van de getuigen en deskundigen. Deze worden door de Unie bij wijze van voorschot betaald.
Artikel 25
De in de artikelen 3 en 5 bedoelde personen kunnen in het geding tussenkomen indien zij aantonen dat zij bij de zaak belang hebben.
Artikel 26
Het Hof stelt het reglement op de te volgen procedure bij de Kamer vast en legt dit ter goedkeuring voor aan het Comité van Ministers.
1.
De verzoeker en de deskundigen gebruiken de taal die zij zouden hebben gebruikt tegenover de administratieve rechter van hun land. De zaak wordt in die taal behandeld.
2.
De getuigen gebruiken de taal van hun keuze.
3.
De vertaling van de stukken en van het gesproken woord vindt kosteloos plaats door de zorg van de griffie.
Artikel 28
Indien het beroep betrekking heeft op een besluit betreffende bezoldiging, pensioenen en andere sociale voorzieningen, kan de Kamer, indien zij het beroep gegrond bevindt, het aangevallen besluit vernietigen en, wanneer daartoe termen zijn, zelf de rechtsbetrekking tussen partijen vaststellen. Zij kan daarbij een partij veroordelen tot de uit die rechtsbetrekking voortvloeiende betaling van een geldsom, alsmede, indien de billijkheid zulks eist, tot het toekennen van vergoeding voor geleden nadeel.
Artikel 29
Indien het beroep betrekking heeft op een besluit, dat oplegging van een disciplinaire maatregel of schorsing inhoudt, kan de Kamer, indien zij het beroep gegrond bevindt, het aangevallen besluit nietig verklaren en, wanneer daartoe termen zijn, in plaats van het nietigverklaarde besluit de straf of schorsing opleggen, welke de Kamer billijk voorkomt. Zij kan, indien de billijkheid zulks eist, aan de verzoeker ten laste van de Unie vergoeding toekennen voor geleden nadeel.
Artikel 30
Indien het beroep betrekking heeft op een ander dan in de artikelen 28 en 29 bedoeld besluit, kan de Kamer, indien zij het beroep gegrond bevindt, het aangevallen besluit vernietigen.
Artikel 31
In de gevallen waarin de Kamer een besluit vernietigt of nietig verklaart, kan zij bepalen of en in hoeverre gevolgen van dat besluit in stand blijven.
Artikel 32
Bij de einduitspraak begroot de Kamer de kosten en doet zij uitspraak over de bijdrage in de betaling ervan. De Kamer kan bepalen dat daarin de kosten van vertegenwoordiging of bijstand van de verzoeker geheel of ten dele zullen worden begrepen.
Artikel 33
De griffier van het Hof geeft zo spoedig mogelijk aan partijen kennis van elke gedane uitspraak.
Artikel 34
De uitspraken van de Kamer die een geldelijke verplichting inhouden, vormen een executoriale titel, waarvan de tenuitvoerlegging ten laste van de Unie slechts kan plaatsvinden na verkregen machtiging van de Kamer.
Artikel 35
De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op wiens grondgebied zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de nationale autoriteit die door de nationale regering van elk land der Benelux wordt aangewezen. Van de aanwijzing geeft zij kennis aan het Hof en de Secretaris-Generaal.
Artikel 36
Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.
Artikel 37
De tenuitvoerlegging kan niet worden geschorst dan krachtens een beschikking van de Kamer. Evenwel behoort het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.
Artikel 38
De bepalingen van de artikelen 2-5 en 12-14 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof zijn van toepassing op de rechtspleging bedoeld in dit Protocol, voor zover daarin niet anders is bepaald.
1.
Het Benelux-Gerechtshof neemt kennis van de vragen betreffende de uitleg van de bepalingen van dit Protocol voor de toepassing van de Hoofdstukken III en V van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof.
2.
Deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door de in artikel 2 van dit Protocol bedoelde Kamer.
Artikel 40
Dit Protocol maakt een integrerend bestanddeel uit van het op 31 maart 1965 te Brussel gesloten Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof.
1.
Dit Protocol zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden neergelegd bij het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie.
2.
Het Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op de datum van neerlegging van de derde akte van bekrachtiging.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te 's-Gravenhage, op 29 april 1969, in drievoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
Inhoudsopgave
+ HOOFDSTUK I. Bevoegdheid
+ HOOFDSTUK II. Intern beroep
+ HOOFDSTUK III. Uitblijven van de beslissing
+ HOOFDSTUK IV. Beroepsgronden
+ HOOFDSTUK V. Vertegenwoordiging en bijstand van partijen
+ HOOFDSTUK VI. Procesgang
+ HOOFDSTUK VII. Taalgebruik
+ HOOFDSTUK VIII. Uitspraken van het Hof
+ HOOFDSTUK IX. Tenuitvoerlegging
+ HOOFDSTUK X. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht