Aanwijzing van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 november 2013, kenmerk 171319-113432-MC, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg inzake contracteerruimte AWBZ 2014 en enkele andere aangelegenheden
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;
Na op 11 oktober 2013 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Kamerstukken II 2013/14, 30 597, nr. 379);
1.
Deze aanwijzing is van toepassing op zorg waarop ingevolge de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) aanspraak bestaat.
2.
De Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit) stelt ter uitvoering van deze aanwijzing tijdig voor 1 januari 2014 regels of beleidsregels vast.
1.
De zorgautoriteit stelt de totale contracteerruimte voor 2014 vast via dezelfde systematiek als voor de jaren 2005 tot en met 2013 is toegepast en gebruikt daarbij als startpunt 100 procent van de totale contracteerruimte 2013 zoals de zorgautoriteit die heeft vastgesteld, waaronder mede begrepen de niet-benutte contracteerruimte 2013.
2.
Onder de contracteerruimte 2014 wordt ook begrepen de € 25 miljoen extra middelen in verband met aanpassing van de tarieven vervoer, waarmee de contracteerruimte 2013 incidenteel werd verhoogd.
3.
Wat betreft de kapitaallasten vallen de normatieve huisvestingscomponenten (hierna: nhc's), net als in 2013, binnen de contracteerruimte met inachtneming van de door de zorgautoriteit ontworpen overgangsregeling. Het totaal van de nhc’s binnen de contracteerruimte komt hiermee in 2014 op 30 procent van de nhc-bedragen.
a.
€ 265 miljoen vanwege het beschikbaar houden van dagbesteding. De korting wordt voor 2014 verdeeld over de zorgkantoorregio’s naar rato van de productieafspraken 2012 persoonlijke verzorging, individuele begeleiding en dagbesteding;
b.
€ 160 miljoen vanwege een korting op de tarieven voor intramurale zorg, alsmede het tarief voor extramurale verpleging. De regionale contracteerruimte wordt verlaagd op basis van de productieafspraken intramurale zorg 2012;
c.
€ 140 miljoen vanwege de afname van het aantal cliënten dat verblijft in een instelling. De korting wordt verdeeld over de zorgkantoorregio’s naar rato van de productieafspraken intramurale zorg 2012.
a.
€ 300 miljoen vanwege volumegroei in de zorg in natura;
b.
€ 45 miljoen vanwege extra instroom in verband met de noodzakelijke extra inkoop van zorg in natura door wijzigingen in de toegang tot het persoonsgebonden budget;
c.
€ 110 miljoen vanwege het toevoegen van de middelen voor zorginfrastructuur aan de contracteerruimte;
d.
€ 171 miljoen vanwege het vervallen van de oormerking voor meerzorg in de gehandicaptenzorg.
Artikel 5. budgetrondes
De zorgautoriteit houdt op de gebruikelijke wijze en tijdstippen budgetrondes voor de productieafspraken, met dien verstande dat:
a.
zij in de eerste budgetronde € 225 miljoen verdeelt van het bedrag, genoemd in
artikel 4, onder a;
b.
zij bij de herverdeling die plaatsvindt bij gelegenheid van de tweede budgetronde van het lopende jaar het resterende deel betrekt van het bedrag, genoemd in
artikel 4, onder a, te weten € 75 miljoen, nadat zij adviseert over de inzet van deze herverdelingsmiddelen en ik daarover mijn beslissing heb medegedeeld.
1.
De zorgautoriteit stelt tijdig per zorgkantoorregio de maximale contracteerruimte 2014 vast en deelt deze mee aan het zorgkantoor in de regio. Voor de vaststelling per regio is
artikel 2 van overeenkomstige toepassing.
2.
De zorgautoriteit verdeelt het bedrag, genoemd in
artikel 5, onder a, op basis van de intramurale en extramurale indicatiegegevens van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Zij houdt hierbij de gebruikelijke verdeelsystematiek aan, waarbij zij rekening houdt met de verhouding tussen het extramurale en het intramurale deel van de contracteerruimte.
1.
De zorgautoriteit toetst per zorgkantoorregio de totale financiële gevolgen van de productieafspraken aan de voor die regio vastgestelde contracteerruimte. Indien de zorgautoriteit constateert dat de ingediende productieafspraken niet passen binnen de contracteerruimte van de desbetreffende regio, of de ingediende afspraken niet passen binnen de geoormerkte bedragen, bedoeld in
artikel 9, wordt deze overschrijding niet gehonoreerd.
2.
De tweede volzin van het eerste lid is niet van toepassing op productieafspraken voor intensieve kindzorg en multidisciplinaire behandeling van kinderen met chronische voedselweigering.
a.
het inkopen van zorg door zorgkantoren bij zelfstandige zorgverleners, als bedoeld in
artikel 1 van mijn
aanwijzing van 13 december 2011 in verband met de contractering van zelfstandige zorgverleners (landelijk kader van € 20 miljoen);
b.
innovatie via de beleidsregel innovatie (landelijk kader van € 19 miljoen);
c.
innovatie ten behoeve van ketenzorg dementie (landelijk kader van € 15,5 miljoen);
d.
innovatie in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg (landelijk kader van € 5 miljoen);
e.
de aanschaf van individueel aangepaste rolstoelen (landelijk kader van € 136 miljoen);
f.
ADL-assistentie (specifiek kader van € 82 miljoen).
1.
De zorgautoriteit zet in 2014 de prestatie ‘inloopfunctie (F129)’ voort.
2.
Voor SGLVG-behandelcentra blijft het in 2014 mogelijk afspraken te maken voor ambulante SGLVG-behandelzorg van cliënten die elders in instellingen verblijven
3.
De overgangsregeling voor kortdurend verblijf blijft in 2014 tevens gehandhaafd.
4.
De zorgautoriteit handhaaft in 2014 de bestaande systematiek van toeslagen voor instellingen voor joodse en Indische bewoners.
5.
De tijdelijke oplossing voor de ggz-knip tussen
AWBZ en
Zvw blijft in 2014 gehandhaafd.
a.
de ontwikkelingen in de contracteerruimte 2014 en de regionale contracteerruimtes 2014 in relatie tot de indicatieontwikkeling. Zij betrekt daarbij het Centrum Indicatiestelling Zorg;
b.
de ontwikkelingen in de geoormerkte middelen naast de contracteerruimte, bedoeld in
artikel 9;
c.
de mogelijke inzet van de herverdelingsmiddelen, bedoeld in
artikel 5, onder b en een eventuele verschuiving tussen de geoormerkte en niet-geoormerkte middelen;
d.
de ontwikkeling van de kosten meerzorg, de kosten vervoer en de kosten zorginfrastructuur.