Artikel 3
De keuringsinstantie dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
a.
zij blijft beschikken over een certificaat van accreditatie van de Raad voor Accreditatie;
b.
bij de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen, neemt zij de in de
Wet pleziervaartuigen en de in de Regeling keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen opgenomen regels in acht;
c.
zij blijft voldoen aan de criteria, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, van de Regeling keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen;
d.
indien zij weigert een certificaat van EG-typeonderzoek als bedoeld in bijlage VII van de richtlijn te verstrekken, doet zij daarvan onder opgave van redenen mededeling aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en doet zij daarvan tevens mededeling aan de andere keuringsinstanties die zijn aangewezen op grond van de
Wet pleziervaartuigen ;
e.
zij blijft haar zetel in Nederland behouden;
f.
zij verstrekt het Ministerie van Verkeer en Waterstaat desgevraagd inlichtingen omtrent haar taakuitoefening;
g.
zij overlegt met de andere keuringsinstanties die zijn aangewezen op grond van de
Wet pleziervaartuigen over een juiste en zoveel mogelijk uniforme toepassing van procedures, richtlijnvoorschriften en normen;
h.
indien zij van plan is werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen, te beëindigen, deelt zij dit ten minste drie maanden voor de voorgenomen datum van beëindiging van die werkzaamheden mee aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;
i.
indien zij de werkzaamheden waarvoor zij is aangewezen, beëindigt, draagt zij de in artikel 6, onderdeel a, van de Regeling keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen genoemde gegevens, voorzover deze betrekking hebben op de te beëindigen werkzaamheden, over aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of, indien deze daarmee instemt, een andere keuringsinstantie die is aangewezen op grond van de
Wet pleziervaartuigen .