Aanwijzing opsporingsambtenaren landbouwwetten
De minister van justitie,
Gelet op artikel 17, eerste lid, onder 2°, van de Wet op de economische delicten;
Mede gelet op artikel I, onder X, van de Wet van 21 mei 1969, Stb. 232,
besluit:
in overeenstemming met de Minister van Landbouw en Visserij:
1.
de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij aan te wijzen als ambtenaren, belast met de opsporing van overtredingen van de voorschriften, gesteld bij of krachtens de Wet van 31 mei 1929 (Wet houdende bepalingen betreffende de in- en doorvoer van kippen- en eendeneieren),
de Landbouwuitvoerwet 1929,
de Bloembollenziektenwet 1937,
de
Landbouwuitvoerwet 1938 ,
de Bodemproductie
wet 1939 ,
de Wet erkenningen tuinbouw,
2.
in te trekken de beschikkingen van zijn toenmalige ambtsvoorgangers van;
19 januari 1955 , 2e Afd. A, nr. 146/255,
28 juli 1955 , 2e Afd. A, nr. 1293/255,
22 december 1955 , 2e Afd. A, nr. 2060/255,
9 november 1960 , Hoofdafd. Publiekrecht, Afd. St. en Sr., nr. 517/260,
6 februari 1962 , Hoofdafd. Publiekrecht, Afd. St. en Sr., nr. 060/262,
25 juni 1962 , Hoofdafd. Publiekrecht, Afd. St. en Sr., nr. 213/262,
8 mei 1964 , Hoofdafd. Publiekrecht, Afd. St. en Sr., nr. 264/281,
alsmede zijn beschikking van
30 mei 1967 Hoofdafd. Staats- en Strafrecht, nr. 257/267;
3.
te bepalen, dat deze beschikking zal worden geplaatst in de Nederlandse Staatscourant en in werking zal treden met ingang van de dag, volgende op die der bekendmaking.
's-Gravenhage, 20 oktober 1969