1.
De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde, of de persoon aan wie op grond van de
artikelen 7c of
21 kinderbijslag wordt betaald, van de verplichting, bedoeld in
artikel 15. De bestuurlijke boete is niet lager dan de boete die op grond van het derde lid zou worden opgelegd indien er geen sprake was van een benadelingsbedrag.
2.
In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in
artikel 15, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan kinderbijslag is verleend.
3.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde, of de persoon aan wie op grond van de
artikelen 7c of
21 kinderbijslag wordt betaald, van de verplichting, bedoeld in
artikel 15, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, legt de Sociale verzekeringsbank een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in
artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4.
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het derde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in
artikel 15, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaats vindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de verzekerde, of aan de persoon aan wie op grond van de
artikelen 7c of
21 kinderbijslag wordt betaald, een zodanige waarschuwing is gegeven.
5.
De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde, of de persoon aan wie op grond van de
artikelen 7c of
21 kinderbijslag wordt betaald, van de verplichting, bedoeld in
artikel 15, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan kinderbijslag is ontvangen, van ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.
6.
In afwijking van het vijfde lid is het in dat lid genoemde tijdvak van vijf jaar tien jaar indien wegens de eerdere overtreding, bedoeld in het vijfde lid, de verzekerde, of de persoon aan wie op grond van de
artikelen 7c of
21 kinderbijslag wordt betaald, is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
7.
De Sociale verzekeringsbank kan:
a.
de bestuurlijke boete verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid;
b.
afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
8.
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is verplicht desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
9.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.