Beleidsregel AFM en DNB toepassing en uitvoering Wfm BES en Wwft BES 2012
De Stichting Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank N.V.,
Gelet op de Wet financiële markten BES (Stb. 2011, 612), in het bijzonder de artikelen 2:23, 3:5, 3:8 en 3:9, 3:30, 3:38, 3:44 en 10:5 en hoofdstuk 7;
Gelet op het Besluit financiële markten BES (Stb. 2012, 238), in het bijzonder de artikelen 3:14, 3:19 en 3:21;
Gelet op de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Stb. 2011, 613);
Gelet op artikel 5a, derde lid, van de Pensioenwet BES (Stb. 2010, 597);
a.
DNB: de Nederlandsche Bank N.V.;
b.
AFM: Stichting Autoriteit Financiële Markten;
c.
CBCS: Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, alsmede haar rechtsvoorgangster, de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA);
d.
de openbare lichamen of Caribisch Nederland: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
e.
de Wfm BES: de
Wet financiële markten BES (Stb. 2011, 612);
f.
hetBfm BES: het
Besluit financiële markten BES (Stb. 2012, 238);
g.
de Wwft BES: de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Stb. 2011, 613).
1.
Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot de uitoefening van het bedrijf van bemiddelaar in schadeverzekeringen of levensverzekeringen, gevolmachtigd agent of ondergevolmachtigd agent, bedoeld in
artikel 3:4 van het Bfm BES.
3.
Bij toetsingen van de deskundigheid van personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen, als bedoeld in
artikel 5a, derde lid, van de Pensioenwet BES (Stb. 2010, 597), past DNB de
Beleidsregel geschiktheid 2012 (Stcrt. 2012, 13546) overeenkomstig toe.
4.
Bij de overeenkomstige toepassing van de
Beleidsregel geschiktheid 2012 (Stcrt. 2012, 13546) houden AFM en DNB rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van de betrokken financiële onderneming.
1.
In het kader van betrouwbaarheidstoetsingen op grond van
artikel 3:4 van de Wfm BES en onverminderd het bepaalde in de
artikelen 3:1 tot en met 3:3 van het Bfm BES, beoordelen de AFM en DNB in het bijzonder of met betrekking tot de te toetsen persoon sprake is of kan zijn van conflicterende belangen. Daarbij wordt onder meer aansluiting gezocht bij de Corporate Governance Guidelines voor goed bestuur van de CBCS.
2.
Conflicterende belangen als bedoeld in het eerste lid doen zich in beginsel voor, indien de te toetsen persoon naast het uitoefenen of beogen van een (mede)beleidsbepalende functie in een onder toezicht staande financiële onderneming tevens:
a.
betrokken is bij een of meer rechtspersonen of instellingen die niet onder toezicht staan of tevens een nevenfunctie heeft bij een of meer gerelateerde partijen, waaronder partijen die zaken doen of transacties verrichten met de financiële onderneming waar de te toetsen persoon een (mede)beleidsbepalende functie uitoefent of beoogt; of
b.
een fungerende lokale PEP (‘politiek prominente persoon’) is, zijnde een persoon die een publieke functie bekleedt, dan wel een niet-fungerende lokale PEP is, zijnde een persoon die een publieke functie heeft bekleed.
Artikel 4. (voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)
In het toezicht op de naleving van de verplichtingen krachtens de
Wwft BES en van de regels met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in
artikel 3:8 van de Wfm BES, geven de AFM en DNB overeenkomstige toepassing aan de Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing van de CBCS, zoals die voor de verschillende sectoren zijn vastgesteld en zoals deze luiden of komen te luiden, alsmede voor zover hiervan niet expliciet wordt afgeweken bij door de AFM of DNB gestelde (nadere) regels of beleidsregels met betrekking tot de voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme of de integere bedrijfsuitoefening. Dit betreft de volgende Provisions and Guidelines:
a.
de Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Credit Institutions – May 2011;
b.
de Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Money Transfer Companies – May 2011;
c.
de Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Insurance Companies and Intermediaries (Insurance Brokers) – May 2011;
d.
de Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Administrators of Investment Institutions and Self-Administered Investment Institutions – May 2011; en
e.
de Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing for Company (Trust) Service Providers – May 2011;
steeds met inbegrip van de Appendix I and II Policy Rule of June 2011, voor zover relevant.
Artikel 5. (beleidsregels en guidelines van de CBCS inzake integere bedrijfsvoering)
In het toezicht op de naleving van de regels met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in
artikel 3:8 van de Wfm BES, geven de AFM en DNB overeenkomstige toepassing aan de volgende beleidsregels en guidelines van de CBCS, voor zover deze relevant zijn voor de betrokken financiële onderneming en zoals deze luiden of komen te luiden, alsmede voor zover hiervan niet expliciet wordt afgeweken bij door de AFM of DNB gestelde (nadere) regels of beleidsregels met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening:
a.
de CBCS Beleidsregel integere bedrijfsvoering bij incidenten en integriteitsgevoelige functies van januari 2011; en
b.
Corporate Governance – Summary of Best Practice Guidelines van november 2006.
a.
indien sprake is van een daadwerkelijke of voorgenomen aangifte omtrent het incident bij de justitiële autoriteiten;
b.
indien sprake is van een (potentiële) bedreiging voor het voortbestaan van de financiële onderneming;
c.
in geval van een ernstige tekortkoming in de opzet en werking van de maatregelen voor een integere bedrijfsvoering van de financiële onderneming;
d.
in geval van verwachte ernstige mate van publiciteit, financiële gevolgen of reputatieschade voor de financiële onderneming of de financiële sector; of
e.
in geval van een ander voorval van een zodanige ernst of omvang of waarbij sprake is van zodanige andere omstandigheden dat DNB dan wel de AFM redelijkerwijs van dit incident in kennis behoort te worden gesteld, waaronder:
1°
interne of externe fraudezaken bij de financiële onderneming;
2°
een inval of huiszoeking bij de onderneming door het Openbaar Ministerie of een onderzoek ter plaatse door de Belastingdienst; alsmede
3°
rechtszaken die naar het oordeel van de (mede)beleidsbepalers gevolgen met zich kunnen brengen voor de financiële positie of de reputatie van de financiële onderneming of van de financiële sector.
1.
Dit artikel is niet van toepassing op trustkantoren met zetel in het buitenland die als trustkantoor werkzaam zijn in de openbare lichamen door middel van het verrichten van diensten vanuit een vestiging in het buitenland.
2.
Van het verrichten van vergunningplichtige activiteiten in de openbare lichamen, als bedoeld in
artikel 2:1 of
artikel 2:3 van de Wfm BES, door middel van het verrichten van diensten vanuit een vestiging in het buitenland is in beginsel geen sprake, voor zover de betrokken financiële onderneming kan aantonen dat het initiatief tot de dienstverlening uitsluitend uitgaat of is uitgegaan van een cliënt of een consument die zijn gewone verblijfplaats in de openbare lichamen heeft of die een vestiging in de openbare lichamen heeft, alsmede dat ook overigens sprake is van incidentele activiteiten in de openbare lichamen.
1.
Bij de toepassing van
artikel 2:23 van de Wfm BES wordt onder ‘het verrichten van diensten in de openbare lichamen vanuit een vestiging in het buitenland’ of onder ‘inkomende dienstverrichting’ verstaan:
a.
het door een levensverzekeraar sluiten van een levensverzekering vanuit een vestiging in het buitenland, met een verzekeringnemer die een natuurlijk persoon is en die zijn gewone verblijfplaats in de openbare lichamen heeft, dan wel met een verzekeringnemer die een rechtspersoon is en die een vestiging in de openbare lichamen heeft, voor zover de levensverzekering betrekking heeft op die vestiging in de openbare lichamen;
b.
het door een natura-uitvaartverzekeraar sluiten van een natura-uitvaartverzekering vanuit een vestiging in het buitenland met een verzekeringnemer die zijn gewone verblijfplaats in de openbare lichamen heeft; of
c.
het door een schadeverzekeraar sluiten van een schadeverzekering vanuit een vestiging in het buitenland met betrekking tot een risico dat is gelegen in de openbare lichamen.
2.
Van inkomende dienstverrichting in de zin van
artikel 2:23 van de Wfm BES is in ieder geval sprake, indien voor of namens dan wel voor rekening van de betrokken verzekeraar met zetel in het buitenland een of meer adviseurs, bemiddelaars, gevolmachtigd of ondergevolmachtigd agenten in de openbare lichamen optreden.
1.
In het geval een verzekeraar met zetel in het buitenland niet langer kan aantonen dat is voldaan aan de initiative test, bedoeld in
artikel 7, tweede lid, wordt de betrokken verzekeraar geacht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken nadat die situatie is ontstaan, de in
artikel 2:23 van de Wfm BES bedoelde kennisgeving aan DNB te doen. Bij die kennisgeving verstrekt de verzekeraar tevens de gegevens en bescheiden op basis waarvan DNB kan beoordelen dat is voldaan aan de vereisten van
artikel 2:23, eerste lid, van de Wfm BES.
2.
Een verzekeraar met zetel in het buitenland die reeds voorafgaand aan het tijdstip waarop deze beleidsregel in werking treedt door middel van het verrichten van diensten verzekeringen aanbiedt in de openbare lichamen vanuit een vestiging in het buitenland, wordt geacht uiterlijk op 31 oktober 2012 de in
artikel 2:23 van de Wfm BES bedoelde kennisgeving aan DNB te doen. Bij die kennisgeving verstrekt de verzekeraar tevens de gegevens en bescheiden op basis waarvan DNB kan beoordelen dat wordt voldaan aan de vereisten van artikel 2:23, eerste lid, van de Wfm BES.
a.
Provisions and Guidelines for Safe and Sound Electronic Banking van december 2007;
b.
Policy Memorandum On the Periodic Filing of a Management Report;
c.
Policy Memorandum – Management of Computer Risks for Senior Management.
Artikel 12. (wijzigingen van deze beleidsregel)
Deze beleidsregel kan worden gewijzigd bij besluit van de AFM en DNB gezamenlijk, dan wel bij afzonderlijk besluit van de AFM onderscheidenlijk van DNB, voor zover het domein van de andere toezichtautoriteit door die wijziging niet wordt geraakt.
Artikel 13. (inwerkingtreding)
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2012.
Artikel 14. (citeertitel)
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel AFM en DNB toepassing en uitvoering Wfm BES en Wwft BES 2012.
Amsterdam, 21 augustus 2012
De Nederlandsche Bank N.V.,
Stichting Autoriteit Financiële Markten