Let op. Deze wet is vervallen op 25 mei 2016. U leest nu de tekst die gold op 24 mei 2016.

Beleidsregels verlagen subsidie POP2

Uitgebreide informatie
Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 oktober 2010, nr. 154073 houdende beleidsregels omtrent het verlagen van subsidie verleend voor plattelandsontwikkeling in het kader van verordening (EG) nr. 1698/2005 (Beleidsregels verlagen subsidie POP2)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met Provinciale Staten van de provincies Zuid-Holland, Gelderland, Noord-Brabant en Utrecht en Gedeputeerde Staten van de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Flevoland, Noord-Holland, Zeeland en Limburg;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. verordening (EG) nr. 1698/2005: verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277);
b. verordening (EG) nr. 1974/2006: verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 368);
c. verordening (EU) nr. 65/2011: Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling;
d. richtlijn 2004/18/EG: richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU L 134);
e. plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) nr. 1698/2005;
f. randvoorwaarden: voorschriften, bedoeld in de artikelen 3 en 6 en Bijlage I van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en, voor zover van toepassing, in Bijlage 2 bij deze beleidsregels, waarvan de naleving voorwaarde is voor de verkrijging van subsidies als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005;
g. controle: uitoefening door ambtenaren van DR, DLG of NVWA van de bevoegdheid tot toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de van toepassing zijnde wetgeving;
h. jaarbetaling: jaarlijkse uitbetaling van een gedeelte van het totale bedrag van een verleende oppervlaktegebonden subsidie;
i. beheerspakket: in één van de bijlagen van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies beschreven samenstel van in een terrein voorkomende flora, fauna, boomsoorten of gebiedskenmerken en de daarbij behorende beheersvoorschriften;
j. landschapspakket: in één van de bijlagen van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies beschreven samenstel van in een terrein voorkomende landschappelijke elementen met de daarbij behorende bepalingen.
Artikel 2
De minister onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van de onderscheiden provincies besluit, onderscheidenlijk besluiten, voor subsidies voor plattelandsontwikkeling in het kader van verordening (EG) nr. 1698/2005 tot het verlagen van subsidie in de in deze beleidsregels genoemde gevallen op basis van de in de afdelingen 4.2.5 en 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheden.
Artikel 3
De bepalingen inzake het verlagen van subsidies zoals die zijn opgenomen in verordening (EU) nr. 65/2011, zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies die worden verstrekt ter uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 en die volledig worden bekostigd met nationale middelen.
Artikel 4
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op subsidies die worden verstrekt ter uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 en waarbij de hoogte van de subsidie is gebaseerd op de oppervlakte van landbouwgrond waarvoor subsidie wordt verstrekt.
1.
Indien een subsidieontvanger voorschriften inzake het beheer niet naleeft of de betrokken landbouwgrond niet voldoet aan de terreinkenmerken die voor de subsidie zijn voorgeschreven, wordt de subsidie verlaagd overeenkomstig het kortingspercentage in Bijlage 1 .
2.
Indien een niet-naleving, als bedoeld in het eerste lid, wordt geconstateerd, wordt de aanvrager verzocht de niet-naleving te herstellen binnen een termijn van 4 tot 20 weken verzocht, tenzij:
a. sprake is van opzettelijke nalatigheid;
b. herstel niet meer mogelijk is.
3.
Bij de bepaling van de hersteltermijn, als bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de fysieke omstandigheden ter plaatse.
4.
Indien meerdere niet-nalevingen zijn geconstateerd, wordt per geconstateerde niet-naleving een verlaging vastgesteld en worden de verlagingen gecumuleerd. Het kortingspercentage bedraagt maximaal 100% van de subsidie.
5.
De verlaging, zoals bedoeld in het eerste en vierde lid van dit artikel, wordt berekend als een percentage van de jaarbetaling. Indien door de geconstateerde niet-naleving de realisatie van de doelstelling van het beheerspakket of landschapspakket permanent niet meer behaald kan worden, bedraagt het kortingspercentage 100% van het totale bedrag van de subsidie.
6.
Indien een ontvanger van een probleemgebiedenvergoeding als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies of paragraaf 4.2 van Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van de onderscheiden provincies niet voldoet aan de verplichting om een beheerspakket te ontwikkelen of in stand te houden, wordt in de beschikking tot subsidievaststelling de subsidie op nul vastgesteld.
Artikel 6
Indien een subsidieontvanger een of meerdere randvoorwaarden niet naleeft, wordt de subsidie overeenkomstig artikel 21 van verordening (EU) nr. 65/2011 lager vastgesteld. Voor het vaststellen van het percentage van de verlaging zijn de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van overeenkomstige toepassing. Indien de niet-naleving een of meerdere aanvullende randvoorwaarden betreft, genoemd in Bijlage 2 bij deze beleidsregels, bedraagt de korting 3%.
1.
Indien een subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling 25 werkdagen na het moment waarop hij op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies of de beschikking tot subsidieverlening een aanvraag tot subsidievaststelling had moeten indienen, de aanvraag tot subsidievaststelling niet heeft ingediend, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld op de wijze zoals beschreven in het derde en vierde lid van dit artikel.
2.
Indien de in de aanvraag tot subsidievaststelling verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor een volledige beoordeling van de aanvraag heeft de subsidieontvanger gedurende 15 werkdagen vanaf de dag dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld de mogelijkheid om zijn aanvraag aan te vullen. Indien na het verstrijken van deze periode de verstrekte gegevens nog steeds onvoldoende zijn voor een volledige beoordeling van de aanvraag, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld op de wijze zoals beschreven in het derde en vierde lid van dit artikel.
3.
Indien bij een aanvraag tot subsidievaststelling geen of onvoldoende gegevens zijn ontvangen over de realisatie van het doel dat als subsidievoorwaarde is opgenomen, wordt de subsidie verlaagd overeenkomstig het subsidiabele bedrag ten aanzien waarvan de aanvraag tot subsidievaststelling onvolledig is.
4.
Indien bij een aanvraag tot subsidievaststelling geen of onvoldoende gegevens zijn ontvangen over de naleving van de voorschriften inzake het beheer of de terreinkenmerken, wordt de subsidie verlaagd met het bedrag dat behoort bij het laatste beheerjaar van de zesjarige agromilieuverbintenis.
Artikel 8
Indien de in artikelen 5 en 7 bedoelde niet-nalevingen of tekortkomingen het gevolg zijn van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, de onderdelen a tot en met f, van verordening (EG) nr. 1974/2006, kan de subsidie worden vastgesteld zonder de in artikel 5 of 7 bedoelde verlagingen toe te passen, op voorwaarde dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 47, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1974/2006.
Artikel 9
In geval van cumulatie van verlagingen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7, worden verlagingen toegepast in de volgorde als beschreven in artikel 22 van verordening (EU) nr. 65/2011. Bij de achtereenvolgende verlagingen wordt steeds rekening gehouden met de reeds toegepaste verlaging. Het kortingspercentage bedraagt maximaal 100% van de subsidie.
Artikel 10
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op subsidies die worden verstrekt ter uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 en waarbij de hoogte van de subsidie niet is gebaseerd op de oppervlakte van landbouwgrond.
Artikel 11
Indien een subsidieontvanger, die aangemerkt moet worden als een aanbestedende dienst als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG, zich niet heeft gehouden aan subsidieverplichtingen inzake aanbesteding, wordt de subsidie lager vastgesteld als volgt:
a. Indien de subsidiabele activiteiten hadden moeten worden aanbesteed overeenkomstig het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten , bedraagt de verlaging 100% van het gedeelte van de subsidie dat is ingezet voor de activiteiten die ten onrechte niet zijn aanbesteed;
b. Indien de subsidiabele activiteiten niet behoefden te worden aanbesteed op grond van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten , maar artikel 2 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten niet is nageleefd, bedraagt de verlaging het gedeelte van de subsidie dat is ingezet voor de activiteiten die in strijd zijn met artikel 2 Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten.
1.
Indien een subsidieontvanger de te subsidiëren activiteit gedeeltelijk niet realiseert als gevolg waarvan de doelstelling van de subsidie die op grond van de subsidieverleningsbeschikking vereist is gedeeltelijk niet gerealiseerd wordt, wordt de subsidie lager vastgesteld naar rato van het bedrag ten aanzien waarvan de doelstelling van de activiteit niet is gerealiseerd.
2.
Indien een subsidieontvanger de gesubsidieerde investering binnen vijf jaar na de subsidievaststelling geheel of gedeeltelijk teniet heeft gedaan, wordt de subsidie ambtshalve lager vastgesteld.
Artikel 13
Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan de subsidieverplichtingen inzake de plaatsing van informatieplaquettes en informatieborden, wordt de subsidie lager vastgesteld. De verlaging bedraagt 3% van het gehele subsidiebedrag.
Artikel 14
Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan de administratieverplichtingendie zijn opgenomen in de Regeling LNV-subsidies , de betreffende provinciale subsidieverordening van de onderscheiden provincies of de beschikking tot subsidieverlening wordt de subsidie lager vastgesteld naar rato van het bedrag ten aanzien waarvan de rechtmatigheid van de betalingen niet kan worden aangetoond.
1.
Indien een subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling 25 werkdagen na het moment waarop hij op grond van de Regeling LNV-subsidies , de betreffende provinciale subsidieverordening van de onderscheiden provincies of de beschikking tot subsidieverlening een aanvraag tot subsidievaststelling had moeten indienen, de aanvraag tot subsidievaststelling niet heeft ingediend, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld op de wijze zoals beschreven in het derde lid van dit artikel.
2.
Indien de in de aanvraag tot subsidievaststelling verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor een volledige beoordeling van de aanvraag heeft de subsidieontvanger gedurende 15 werkdagen vanaf de dag dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld de mogelijkheid om zijn aanvraag aan te vullen. Indien na het verstrijken van deze periode de verstrekte gegevens nog steeds onvoldoende zijn voor een volledige beoordeling van de aanvraag, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld op de wijze zoals beschreven in het derde lid van dit artikel.
3.
Indien bij een aanvraag tot subsidievaststelling geen of onvoldoende gegevens zijn ontvangen over de realisatie van het doel dat als subsidievoorwaarde is opgenomen, wordt de subsidie verlaagd overeenkomstig het subsidiabele bedrag ten aanzien waarvan de aanvraag tot subsidievaststelling onvolledig is.
Artikel 16
Indien een subsidieontvanger een op grond van de Regeling LNV-subsidies , de betreffende provinciale subsidieverordening van de onderscheiden provincies of de beschikking tot subsidieverlening voorgeschreven voortgangsrapportage niet of niet tijdig aanlevert of de voortgangsrapportage niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, worden, voor het tijdvak waarop de voortgangsrapportage ziet, geen tussentijdse betalingen verricht aan de subsidieontvanger.
Artikel 17
Indien de in de artikelen 12 tot en met 16 bedoelde niet-nalevingen het gevolg zijn van overmacht of uitzonderlijke gevallen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, de onderdelen a tot en met f, van verordening (EG) nr. 1974/2006 kan de subsidie worden vastgesteld zonder de in de artikelen 12 tot en met 16 bedoelde verlagingen toe te passen, op voorwaarde dat is voldaan aan de in artikel 47, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1974/2006 opgenomen voorwaarden.
1.
Indien een niet-naleving als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 16 wordt geconstateerd, kan de subsidieontvanger eenmalig een termijn van maximaal 10 werkdagen worden geboden om de niet-naleving als bedoeld in de genoemde artikelen te herstellen of om alsnog te voldoen aan de daar bedoelde verplichtingen. Voor een tekortkoming als bedoeld in artikel 12 kan eenmalig ambtshalve een langere hersteltermijn worden geboden.
2.
Indien overeenkomstig het eerste lid een hersteltermijn wordt geboden, wordt de subsidie in afwijking van de artikelen 12 tot en met 16 pas verlaagd nadat de hersteltermijn is verlopen en het herstel niet heeft plaatsgevonden.
3.
Indien de in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen een permanent karakter hebben en niet kunnen worden hersteld of indien niet alsnog aan de in de artikelen 12 tot en met 16 bedoelde verplichtingen kan worden voldaan, wordt de subsidieontvanger de in het eerste lid bedoelde hersteltermijn niet geboden.
Artikel 19
In geval van cumulatie van verlagingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 16, wordt bij de berekening of vaststelling van de verlagingen de volgorde van de artikelen aangehouden waarbij steeds rekening wordt gehouden met de reeds toegepaste verlaging.
Artikel 20
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels verlagen subsidie POP2.
Artikel 21
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 13 oktober 2010
De
Minister
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
+ Hoofdstuk 2. Voorschriften inzake oppervlaktegebonden subsidies
+ Hoofdstuk 3. Voorschriften inzake niet-oppervlaktegebonden subsidies
+ Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht