Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking
Het Koninkrijk België, vertegenwoordigd door:
de Federale Regering,
de Vlaamse Regering,
de Franse Gemeenschapsregering,
de Duitstalige Gemeenschapsregering,
de Waalse Regering,
de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Het Groothertogdom Luxemburg,
Het Koninkrijk der Nederlanden,
hierna genoemd „de Partijen”,
Gelet op het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, en in het bijzonder artikel 6, tweede lid, onder f),
Gelet op de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten, ondertekend te Madrid op 21 mei 1980 alsmede het Aanvullend Protocol nr. 1 van 9 november 1995, Protocol nr. 2 van 5 mei 1998 en Protocol nr. 3 van 16 november 2009 bij deze kaderovereenkomst;
Gelet op de Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten, ondertekend te Brussel op 12 september 1986, en het Protocol, gedaan te Brussel op 22 september 1998, tot aanvulling van deze Benelux-Overeenkomst;
Met voldoening vaststellende dat territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten op het grondgebied van de Lidstaten van de Benelux Unie, de hiervoor vermelde Benelux-Overeenkomst veelvuldig voor hun onderlinge grensoverschrijdende samenwerking gebruiken;
Vaststellende dat de samenwerkingsverbanden die tot stand zijn gekomen op basis van deze Benelux-Overeenkomst de deelnemende leden bij een efficiënte grensoverschrijdende samenwerking hebben ondersteund, maar tegelijkertijd ook belemmeringen in de samenwerking aan het licht hebben gebracht;
Overwegende dat een actualisering van de Benelux-Overeenkomst gewenst is om een oplossing voor deze belemmeringen te bieden;
Overwegende dat deze actualisering mede gewenst is in het licht van de in Europees verband tot stand gekomen nieuwe mogelijkheden om grensoverschrijdend en interterritoriaal samen te werken;
Gezien de belangstelling in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad voor grensoverschrijdende samenwerking en de melding aan deze Raad in de gezamenlijke verslagen van de Belgische, Nederlandse en Luxemburgse regeringen over 2007 en 2008, dat actualisering van de Benelux-Overeenkomst ter hand is genomen;
Vaststellende dat de Benelux-Overeenkomst toelaat de samenwerking te regelen tussen territoriale samenwerkingsverbanden of -autoriteiten van de drie Lidstaten van de Benelux Unie, maar niet tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten van deze Staten en territoriale gemeenschappen of autoriteiten van de buurlanden van deze Staten;
Overwegende dat het om deze redenen aangewezen is om de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking in een nieuw Verdrag te regelen;
Wensende uitvoering te geven aan de doelstellingen van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, en inzonderheid artikel 2, eerste lid, daarvan, dat bepaalt dat de Benelux Unie tot doel heeft de samenwerking tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen te verdiepen en uit te bouwen, opdat deze verder een voortrekkersrol kan vervullen binnen de Europese Unie en de grensoverschrijdende samenwerking op alle niveaus kan versterken en verbeteren;
Eveneens wensende te handelen in de geest van deel 3 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie en inzonderheid artikel 25 daarvan, waarin de samenwerking tussen enerzijds de Benelux Unie en anderzijds de Staten, Deelstaten en bestuurlijke entiteiten die grenzen aan de grondgebieden van de Benelux Lidstaten, wordt benadrukt.
Zijn het volgende overeengekomen:
1.
Overheden, instellingen en samenwerkingsverbanden als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, kunnen met elkaar grensoverschrijdend en interterritoriaal samenwerken met het oog op een gemeenschappelijke belangenbehartiging.
2.
De grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking op basis van dit Verdrag vindt plaats op het grondgebied van de Lidstaten van de Benelux Unie en op dat van de Staten die grenzen aan dit grondgebied en die op grond van
artikel 27 tot dit Verdrag toetreden.
1.
Aan de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking op basis van dit Verdrag kunnen, binnen het kader van de bevoegdheden ingevolge hun interne recht, deelnemen:
a.
de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag;
b.
alle overheden van een Partij bij dit Verdrag;
c.
alle publieke instellingen, in de meest ruime zin van het woord, met zetel op het grondgebied van de Partijen bij dit Verdrag, met inbegrip van overheidsbedrijven, rechtspersonen die hoofdzakelijk door overheden worden gefinancierd of gecontroleerd, en rechtspersonen die, op grond van een concessie of wettelijke opdracht, openbare functies vervullen;
d.
samenwerkingsverbanden tussen deze deelnemers.
2.
Deze grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking is slechts mogelijk in het kader van de wetgeving van de betrokken Partijen en op voorwaarde dat de deelname zich uitstrekt over het grondgebied van ten minste twee Partijen bij dit Verdrag, waarvan er ten minste één Lidstaat is van de Benelux Unie.
3.
Natuurlijke personen kunnen niet deelnemen aan de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking op basis van dit Verdrag.
a.
een Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking, verder BGTS genaamd;
b.
een administratieve afspraak voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking;
c.
een gemeenschappelijk orgaan voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking.
1.
Een BGTS is een grensoverschrijdend openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid.
2.
Tot de oprichting van een BGTS wordt besloten op gezamenlijk initiatief van haar kandidaat-deelnemers.
3.
Een BGTS wordt opgericht door ondertekening van de oprichtingsakte. Deze akte wordt ondertekend door alle leden en bevat tevens de statuten van een BGTS.
4.
Een BGTS geniet in elke Partij de ruimste handelingsbekwaamheid die in de wetgeving van deze Partij aan rechtspersonen wordt toegekend, waaronder ten minste de bevoegdheid om:
a.
roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden;
b.
personeel in dienst te nemen;
c.
over een eigen begroting en bankrekening te beschikken en deze te beheren;
d.
in rechte op te treden.
5.
In alle documenten uitgaande van een BGTS wordt de naam „Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking” dan wel de afkorting „BGTS” vermeld.
1.
De statuten van een BGTS mogen niet in strijd zijn met de openbare orde van de Partijen waartoe de deelnemers behoren.
2.
De statuten van een BGTS regelen ten minste de volgende onderwerpen:
a.
de naam en de eventuele afkorting;
b.
de locatie en de exacte adressen van de maatschappelijke zetel en de eventuele vestigingen;
c.
het maatschappelijk doel;
d.
de duur van de samenwerking, die onbepaald kan zijn, alsmede de wijze van verlenging van de looptijd en van beëindiging;
e.
de taken, de bevoegdheden en de werkwijze;
f.
de lijst van de deelnemers, hun financiële deelname, alsmede de wijze van toetreding en uittreding van de deelnemers;
g.
de wijze van aanstelling van de leden van de bestuurs- en controleorganen;
h.
de wijze waarop de vertegenwoordiging in rechte is geregeld;
i.
de verplichtingen van de deelnemers;
j.
de wijze waarop een BGTS en haar activiteiten worden gefinancierd.
3.
De statuten van een BGTS zijn opgesteld in de taal of talen van het grondgebied waartoe de deelnemers van een BGTS behoren.
1.
Een BGTS vestigt haar maatschappelijke zetel op het grondgebied van één van de Partijen waartoe de deelnemers behoren.
2.
Een BGTS kan daarnaast op het grondgebied van de Partijen waartoe de deelnemers behoren, één of meer vestigingen oprichten.
3.
Elke vorm van correspondentie aan een BGTS, met inbegrip van betekeningen, ingebrekestellingen of dagvaardingen, geschiedt rechtsgeldig aan de maatschappelijke zetel of aan een vestiging van een BGTS.
a.
een algemene vergadering, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemers;
b.
hetzij een raad van bestuur, waarvan de leden benoemd worden door de algemene vergadering op voordracht van de deelnemers, hetzij een directeur, benoemd door de algemene vergadering.
1.
Een BGTS kan arbeidsovereenkomsten van bepaalde of onbepaalde duur sluiten.
2.
De deelnemers kunnen personeel ter beschikking stellen aan een BGTS. Deze personeelsleden ontvangen hun instructies uitsluitend van een BGTS. De modaliteiten van de terbeschikkingstelling, in het bijzonder de eventuele verrekening van het door de oorspronkelijke werkgever betaalde loon met de door hem verschuldigde financiële bijdrage aan een BGTS, maken het voorwerp uit van een specifieke overeenkomst tussen de werkgever en een BGTS.
3.
Een BGTS streeft, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving, gelijkwaardigheid na van de arbeidsvoorwaarden op de verschillende arbeidslocaties.
1.
Voor zover aan een BGTS bevoegdheden van regeling en bestuur werden toegekend, worden de rechtsbetrekkingen met de aan de BGTS rechtsonderhorige natuurlijke en rechtspersonen en de daaraan verbonden rechtsgang geregeld door het recht dat van toepassing zou zijn als de deelnemende overheden zelf de toegekende bevoegdheden hadden uitgeoefend. De in het kader van deze bevoegdheden genomen beslissingen van een BGTS vermelden uitdrukkelijk de mogelijkheden tot beroep.
2.
Zonder afbreuk te doen aan het eerste lid, is het recht van de maatschappelijke zetel van toepassing op:
a.
het opstellen, zonder afbreuk te doen aan
artikel 6, en de interpretatie van de statuten;
b.
het beoordelen van de rechtsgeldigheid van de rechtshandelingen die door de organen van een BGTS worden gesteld;
c.
de aansprakelijkheid van een BGTS ten opzichte van haar deelnemers;
d.
de aansprakelijkheid van de deelnemers voor handelingen van een BGTS ten opzichte van derden;
e.
de actieve en passieve openbaarheid van bestuur;
f.
de arbeidsverhoudingen met personeelsleden die daadwerkelijk bij de maatschappelijke zetel werkzaam zijn overeenkomstig de bepalingen van de vigerende Europese regelgeving ter zake;
g.
de overheidsopdrachten die uitgaan van een BGTS, tenzij de opdracht uitsluitend verbonden is aan een specifieke vestiging;
h.
de ontbinding en de vereffening van een BGTS, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de personeelsleden en derden die verbonden zijn aan een specifieke vestiging op grond van de op hen toepasselijke regelgeving.
3.
Zonder afbreuk te doen aan het eerste lid, is het recht van de plaats van een eventuele vestiging van toepassing op:
a.
de arbeidsverhoudingen met personeelsleden die daadwerkelijk bij deze vestiging werkzaam zijn overeenkomstig de bepalingen van de vigerende Europese regelgeving ter zake;
b.
de overheidsopdrachten die uitgaan van een BGTS en die uitsluitend verbonden zijn aan deze vestiging.
4.
Voor zover de rechterlijke bevoegdheid niet geregeld is door het Europese of internationale recht of door het eerste lid, is het rechtscollege dat aangewezen wordt door het recht van de maatschappelijke zetel bevoegd voor de behandeling van geschillen waarbij een BGTS partij is, met uitzondering van de behandeling van geschillen over de in het derde lid vermelde gevallen, waarvoor het bevoegde rechtscollege wordt aangewezen door het recht van de vestiging.
1.
Op alle beslissingen van de deelnemers in verband met een BGTS blijven de administratieve toezichtprocedures van het interne recht van toepassing.
2.
De overheden die volgens het interne recht bevoegd zijn voor het administratief toezicht op de deelnemers, kunnen gezamenlijk één toezichthouder aanwijzen die instaat voor het algemene administratieve toezicht op een BGTS en voorts de toezichtprocedure regelen. Deze toezichthouder zorgt voor de behartiging van de belangen van alle deelnemers uit elk van de betrokken Partijen. Het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie biedt desgevallend secretariële en administratieve ondersteuning aan de toezichthouder.
3.
Vooraleer de gezamenlijke toezichthouder dwingende maatregelen neemt ten opzichte van een BGTS, stelt hij de overheden die hem hebben aangewezen hiervan op de hoogte, tenzij deze maatregelen geen uitstel dulden.
4.
De boekhouding van een BGTS wordt gevoerd overeenkomstig de regelgeving die in de Partij waar zij haar maatschappelijke zetel heeft, van toepassing is op de boekhouding van ondernemingen en met naleving van eventuele richtlijnen van de gezamenlijke toezichthouder.
5.
De controle op de financiële toestand, op de begroting en de jaarrekening en op de rechtmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt uitgeoefend door een of meer commissarissen die door de algemene vergadering worden benoemd onder de erkende revisoren of accountants van de Partij waar de BGTS haar maatschappelijke zetel heeft. Zij zijn onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die hun ambt en hun bevoegdheid regelen.
6.
De door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekening van een BGTS wordt, samen met het verslag van de in het vorige lid genoemde commissaris of commissarissen, bekendgemaakt op de wijze die in de regelgeving van de Partij waar deze BGTS haar maatschappelijke zetel heeft, voorzien is voor de jaarrekeningen van ondernemingen. Zij wordt binnen de vijf werkdagen na deze bekendmaking eveneens aan de toezichthouder en het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie bezorgd.
1.
Tot een wijziging van de statuten kan enkel beslist worden door de algemene vergadering met een meerderheid van ten minste drie vierden der geldig uitgebrachte stemmen op voorwaarde dat ten minste de helft van de deelnemers uit elke van de bij de BGTS betrokken Partijen vertegenwoordigd is en dat deze meerderheid bereikt is onder de deelnemers uit elke van de bij de BGTS betrokken Partijen.
2.
Een stem is geldig uitgebracht wanneer zij in overeenstemming is met een door een deelnemer aan zijn vertegenwoordiger verleend schriftelijk mandaat, dat deze ten laatste aan het begin van de vergadering neerlegt bij de voorzitter.
3.
Akten tot wijziging van de statuten worden neergelegd en bekendgemaakt volgens de voorschriften van het interne recht van de Partij waar de maatschappelijke zetel gelegen is.
1.
De maatschappelijke zetel van een BGTS kan worden verplaatst naar het grondgebied van een Partij waartoe ten minste één deelnemer aan de BGTS behoort. De zetelverplaatsing leidt noch tot ontbinding van de BGTS, noch tot vorming van een nieuwe rechtspersoon.
2.
Een zetelverplaatsing vindt plaats door middel van een wijziging van de statuten overeenkomstig
artikel 14.
3.
In afwijking van
artikel 14, derde lid, wordt de in het tweede lid bedoelde wijziging van de statuten niet alleen neergelegd en bekendgemaakt volgens de regels van het interne recht van de Partij waar de oorspronkelijke maatschappelijke zetel gevestigd was, maar ook volgens de regels van het interne recht van de Partij waar de nieuwe maatschappelijke zetel gevestigd is. De zetelverplaatsing treedt in werking op de datum waarop de bekendmaking van de wijziging van de statuten in de beide betrokken Partijen heeft plaatsgevonden.
4.
Indien tegen een BGTS een procedure inzake insolventie, opschorting van betalingen of een andere soortgelijke procedure is ingeleid, mag zij haar maatschappelijke zetel niet verplaatsen.
5.
Een BGTS die haar maatschappelijke zetel naar het grondgebied van een andere Partij heeft verplaatst, wordt met betrekking tot vóór de datum van de zetelverplaatsing als bedoeld in het derde lid opgetreden geschillen geacht haar maatschappelijke zetel te hebben in de Lidstaat waar de BGTS vóór de zetelverplaatsing haar maatschappelijke zetel had, zelfs indien een rechtsvordering tegen haar wordt ingeleid na de zetelverplaatsing.
1.
Een BGTS wordt ontbonden:
a.
door het verstrijken van de looptijd indien die statutair bepaald is;
b.
vóór het verstrijken van de looptijd of indien zij is opgericht voor onbepaalde duur, ingevolge een beslissing van de algemene vergadering;
2.
De beslissing tot ontbinding van een BGTS in de zin van het eerste lid, onderdeel b, is slechts geldig indien zij wordt genomen overeenkomstig
artikel 14, eerste en tweede lid, en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 14, derde lid.
3.
In aanvulling op het bepaalde in
artikel 11, tweede lid, onderdeel h, en
artikel 12 dient de vaststelling van of de beslissing tot ontbinding van een BGTS de aanwijzing van een of meer vereffenaars en de bestemming van het maatschappelijk vermogen te vermelden.
1.
De in
artikel 2, eerste lid, genoemde deelnemers kunnen een administratieve afspraak voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking maken. Deze afspraak dient schriftelijk te worden vastgelegd.
2.
In deze afspraak kan worden geregeld dat een deelnemer taken behartigt van een andere deelnemer, in naam en volgens de instructies van deze laatst genoemde deelnemer, met inachtneming van het recht van de Partij van de tot het geven van instructies bevoegde deelnemer. In de afspraak kan niet worden bepaald dat taken van een andere deelnemer in eigen naam worden behartigd.
3.
De afspraak bepaalt de vrijwaring tussen de deelnemers onderling inzake aansprakelijkheid jegens derden.
4.
De afspraak regelt de voorwaarden voor de beëindiging ervan.
5.
Het toepasselijke recht is het recht van de Partij op het grondgebied waarvan de desbetreffende verplichting uit de afspraak moet worden vervuld.
1.
De in
artikel 2, eerste lid, genoemde deelnemers kunnen een regeling treffen waarbij een gemeenschappelijk orgaan voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking wordt opgericht.
2.
Dit gemeenschappelijke orgaan is een overlegplatform zonder rechtspersoonlijkheid en kan geen beslissingen nemen die de deelnemers of derden binden.
3.
Dit gemeenschappelijk orgaan beraadslaagt met inachtneming van het bepaalde in de regeling, over aangelegenheden die de deelnemers gezamenlijk aangaan.
4.
De regeling bevat bepalingen over:
a.
de taakgebieden, waarmee het gemeenschappelijk orgaan zich bezig zal houden;
b.
de wijze waarop de samenwerking binnen het gemeenschappelijk orgaan gestalte krijgt;
c.
de wijze van beëindiging van het gemeenschappelijk orgaan.
a.
de activiteiten inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking in Benelux-kader te bevorderen en te coördineren en belanghebbenden inlichtingen over de wettelijke en andere aspecten van de samenwerkingsprojecten te verschaffen;
b.
oplossingen te zoeken voor de vraagstukken die over grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking in Benelux kader worden voorgelegd.
2.
Deze Werkgroep kan vertegenwoordigers uit de buurlanden uitnodigen.
1.
In elk van de Partijen kunnen een of meerdere ambtenaren grenscontacten aangewezen worden aan wie vraagstukken kunnen worden voorgelegd, die rijzen in het kader van de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking.
2.
Deze ambtenaar is bevoegd voor deze vraagstukken oplossingen voor te stellen aan de betrokken Partijen en deelnemers, aan de in
artikel 21 vermelde Verdragscommissie of aan de in
artikel 22 vermelde Werkgroep.
3.
Deze ambtenaar is gemachtigd de inlichtingen in te winnen die voor de uitoefening van zijn taak nodig zijn.
1.
Het Koninkrijk België kan bij de ondertekening dan wel de neerlegging bedoeld in
artikel 26, derde lid, conform zijn grondwettelijke regels bepalen dat dit Verdrag niet van toepassing is op één of meer Gemeenschappen en Gewesten, onder voorbehoud van een latere mededeling dat dit Verdrag alsnog van toepassing is op deze Gemeenschap of dit Gewest.
2.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt dit Verdrag alleen voor het grondgebied gelegen in Europa.
1.
De Secretaris-generaal van de Benelux Unie is depositaris van dit Verdrag.
2.
Dit Verdrag wordt bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de Partijen.
3.
De Partijen leggen hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neer bij de depositaris.
4.
De depositaris brengt de Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.
5.
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van de tweede akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van een Lidstaat van de Benelux Unie.
6.
Voor de Lidstaat van de Benelux Unie die dit Verdrag bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt na de in het vijfde lid genoemde neerlegging van de tweede akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, treedt dit Verdrag in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
7.
De depositaris stelt de Partijen op de hoogte van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag krachtens het bepaalde in de leden 5 en 6.
Artikel 27. Toetreding [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Het staat de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vrij om na de inwerkingtreding van dit Verdrag krachtens
artikel 26, vijfde lid, voor het grondgebied van deze Staten in Europa tot dit Verdrag toe te treden door de neerlegging van een akte van toetreding bij de depositaris. Voor een toetredende Staat treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van de akte van toetreding. De depositaris stelt de Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akte van toetreding en van de datum van inwerkingtreding van het Verdrag voor de toetredende Staat.
1.
Elke Partij kan dit Verdrag te allen tijde overeenkomstig haar grondwettelijke bepalingen opzeggen door een daartoe strekkende kennisgeving te richten tot de depositaris, die daarvan onmiddellijk mededeling doet aan de andere Partijen.
2.
De Partijen komen overeen welke de rechtsgevolgen van een opzegging overeenkomstig het eerste lid zijn en welke gevolgen aan hun samenwerking worden gegeven ingevolge een dergelijke opzegging. Zij stellen de depositaris hiervan in kennis.
3.
Ingevolge de opzegging door een Partij overeenkomstig het eerste lid, is dit Verdrag niet meer van toepassing op de betrokken Partij met ingang van de datum en onder de voorwaarden overeengekomen door de Partijen in toepassing van het tweede lid of, bij gebreke van overeenstemming, na verloop van zes maanden na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, tenzij alle Partijen overeenkomen deze termijn te verlengen.
1.
Dit Verdrag is van toepassing op samenwerkingsvormen, die zijn opgericht op basis van de
Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten , ondertekend te Brussel op 12 september 1986 (de Benelux-Overeenkomst).
2.
De Grensoverschrijdende Openbare Lichamen die zijn opgericht op basis van de
Benelux-Overeenkomst worden beschouwd als Benelux Groeperingen voor Territoriale Samenwerking.
3.
De bepalingen in de bestaande statuten van een Grensoverschrijdend Openbaar Lichaam die strijdig zijn met de bepalingen van dit Verdrag, vervallen van rechtswege.
4.
Het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie draagt zorg voor de kosteloze bekendmaking van de statuten van de in het tweede lid bedoelde Grensoverschrijdende Openbare Lichamen in het Benelux Publicatieblad.
1.
De
Benelux-Overeenkomst wordt voor de betrokken Partijen beëindigd met ingang van de datum waarop dit Verdrag voor hen in werking is getreden krachtens
artikel 26, vijfde of zesde lid, met dien verstande dat de Benelux-Overeenkomst van kracht blijft in de onderlinge verhoudingen tussen enerzijds de betrokken Partijen waarvoor dit Verdrag in werking is getreden en anderzijds de betrokken Partij waarvoor het nog niet in werking is getreden, tot op het moment dat dit Verdrag ook voor de laatstgenoemde betrokken Partij in werking is getreden.
2.
Het
Protocol, ondertekend te Brussel op 22 september 1998, tot aanvulling van de Benelux-Overeenkomst wordt ingetrokken.