Beschikking aanmelding en plaatsing aanstaande eerstejaarsstudenten
De Minister zonder Portefeuille, belast met de aangelegenheden betreffende het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs,
Overwegende, dat de universiteiten en hogescholen telkenjare worden gesteld voor een aanzienlijke toeneming van de aantallen voor de eerste maal ingeschreven studenten in de onderscheiden studierichtingen;
dat deze toeneming per instelling van wetenschappelijk onderwijs en per studierichting sterke schommelingen vertoont, welke zich niet lenen voor redelijk betrouwbare ramingen;
Overwegende voorts, dat de mogelijkheden tot aanpassing van de bestaande onderwijsvoorzieningen naar aard en omvang aan deze schommelingen onvoldoende zijn:
dat derhalve dient te worden gestreefd naar een zo gelijkmatig mogelijke verdeling van de aantallen studenten in de onderscheiden studierichtingen over de universiteiten en hogescholen;
Gezien het advies van de Academische Raad van 10 mei 1972, kenmerk A.R.-992,
Artikel 1
Er zijn afzonderlijke commissies met betrekking tot de:
a.
faculteit der rechtsgeleerdheid (alle studierichtingen);
g.
Nederlandse taal- en letterkunde;
h.
Spaanse taal- en letterkunde;
i.
Engelse taal- en letterkunde;
k.
sociaal-culturele wetenschappen (richting sociologie );
l.
sociaal-culturele wetenschappen (richting culturele antropologie );
m.
sociaal-culturele wetenschappen (richting politicologie );
o.
pedagogische wetenschappen en andragogische wetenschappen;
Artikel 2
De commissies hebben tot taak een doelmatige spreiding van de eerstejaarsstudenten in de desbetreffende studierichtingen te bevorderen door de toewijzing van plaatsen aan de genoemde studenten aan te passen aan de onderwijscapaciteit van die studierichting of studierichtingen aan de onderscheiden openbare en bijzondere universiteiten en hogescholen alsmede aan de Medische faculteit te Rotterdam.
1.
Elk van de commissies, bedoeld in
artikel 1, bestaat uit evenveel leden als er universiteiten en hogescholen zijn, die de studierichting of de studierichtingen omvatten, waarvoor de commissie is ingesteld.
2.
Elk van de universiteiten en hogescholen, bedoeld in het eerste lid, wijst een lid aan. Voor de commissie, bedoeld in
artikel 1, onder b, wijst tevens de Medische faculteit te Rotterdam een lid aan.
3.
Elk van de universiteiten en hogescholen alsmede de Medische faculteit te Rotterdam wijst tevens een plaatsvervangend lid aan, dat bij verhindering van het lid aan de werkzaamheden deelneemt.
1.
Elke commissie kiest een voorzitter uit haar midden.
2.
Elke commissie voorziet in de benoeming van een secretaris.
Artikel 5
De in deze paragraaf bedoelde commissies worden elk voor zich aangeduid als: plaatsingscommissie, met vermelding van de desbetreffende studierichting of studierichtingen.
Artikel 6
Er is een commissie, die in elk geval tot taak heeft:
a.
de organisatie van de aanmelding van aanstaande eerstejaarsstudenten;
b.
de coördinatie en de begeleiding van de werkzaamheden der plaatsingscommissies.
1.
de voorzitters van de plaatsingscommissies;
2.
een vertegenwoordiger, aan te wijzen door elke universiteit of hogeschool, die niet reeds is vertegenwoordigd op de wijze, bedoeld onder 1;
3.
twee studentendecanen, aan te wijzen door de Academische Raad;
b.
als adviseur: enige nader door de Minister, belast met de aangelegenheden betreffende het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs, aan te wijzen ambtenaren.
1.
De voorzitter wordt door de commissie uit haar midden gekozen.
2.
De secretaris van de commissie wordt door de voorzitter van de Academische Raad aangewezen
3.
Het hoofd van het bureau, bedoeld in
paragraaf 3, is tevens adjunctsecretaris van de commissie.
Artikel 9
De commissie kan voor bepaalde groepen van studierichtingen a secties uit haar midden instellen.
Artikel 10
De commissie brengt desgevraagd of uit eigen beweging adviezen uit aan de Minister, belast met de aangelegenheden betreffende het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs en voor zover het een of meer studierichtingen aan de Landbouwhogeschool betreft, tevens aan de Minister van Landbouw en Visserij.
Artikel 11
De commissie doet jaarlijks verslag van haar werkzaamheden aan de Minister, belast met de aangelegenheden betreffende het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs. Zij zendt gelijktijdig een afschrift van dat verslag ter kennisneming toe aan de Minister van Landbouw en Visserij, de Academische Raad en de Onderwijsraad.
Artikel 12
De commissie wordt aangeduid als: Centrale commissie aanstaande eerstejaarsstudenten.
Artikel 13
Er is een bureau, gevestigd te 's-Gravenhage, dat in elk geval tot taak heeft:
a.
ten behoeve van de commissies, bedoeld in paragraaf 1, en de commissie bedoeld in paragraaf 2, de voorbereidende werkzaamheden te verrichten, die in administratief en organisatorisch opzicht zijn verbonden aan de procedure van aanmelding en plaatsing;
b.
de verzending van de plaatsingsberichten;
c.
de verstrekking van inlichtingen aan belanghebbenden en belangstellenden.
Artikel 14
De samenstelling en de inrichting van het bureau worden nader bepaald door de Minister, belast met de aangelegenheden betreffende het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs.
Artikel 15
Het bureau wordt aangeduid als: Centraal bureau aanmelding en plaatsing (C.B.A.P.).
Artikel 16
Een uittreksel van deze beschikking zal worden gezonden aan:
1.
Deze beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking aanmelding en plaatsing aanstaande eerstejaarsstudenten.
2.
Zij wordt in de Nederlandse Staatscourant geplaatst.
1.
Degenen, die zitting hebben in één der plaatsingscommissies aanstaande eerstejaarsstudenten, in de Centrale commissie aanmelding en plaatsing alsmede degenen die deel uitmaken van het Centrale bureau aanmelding en plaatsing;
2.
de voorzitter van de Academische Raad;
4.
de colleges van besturen of het ten aanzien van zijn taak overeenkomstige college van de Nederlandse universiteiten en hogescholen en het Algemeen bestuur van de Medische faculteit te Rotterdam;
5.
de voorzitter van de Capaciteitscommissie medische faculteiten;
6.
de Minister van Landbouw en Visserij;
7.
de Minister van Financiën;
8.
de Algemene Rekenkamer;
9.
de Voorlichtingsdienst.