Besluit van 19 januari 1998, houdende regelen terzake van de bedrijfscontrole op varkensziekten (Besluit bedrijfscontrole varkensziekten)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 juli 1997, no. J. 97734, Directie Juridische Zaken;
Gelet op artikel 3, derde lid, van richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de tostandbrenging van de interne markt (PbEG L 224) en gelet op de artikelen 13 en 14 van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1996 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens, zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 97/12/EG (PbEG L109);
Gelet op de artikelen 3, onderdelen b, c, h en i, en 111 van de Gezondheids- welzijnswet voor dieren;
Gezien het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden, LTO-Nederland en het Produktschap Vee en Vlees;
De Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 1997);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 13 januari 1998, no. J. 9712107, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
Het is voor de houders van varkens verboden op een bedrijf varkens te houden, tenzij op het bedrijf een overeenkomstig
artikel 4 door een dierenarts afgegeven geldige verklaring aanwezig is waaruit blijkt dat het bedrijf vrij van varkensziekten is.
2.
Het is voor de houders van varkens verboden varkens aan een bedrijf toe te voegen, te vervoeren of te verzamelen, tenzij de zending varkens vergezeld gaat van de in het eerste lid bedoelde verklaring dan wel van een gewaarmerkt afschrift daarvan waaruit blijkt dat het bedrijf waarvan de varkens afkomstig zijn, vrij van varkensziekten is.
b.
onderzoek heeft plaatsgevonden op de aanwezigheid van antistoffen, agentia of delen daarvan betreffende door Onze Minister aangewezen varkensziekten en de uitslag daarvan negatief is bevonden
a.
de afgifte en inhoud van de verklaring, bedoeld in
artikel 2;
b.
het bewaren van afschriften van de verklaring, bedoeld in
artikel 2;
c.
de situatie waarin en de voorwaarden waaronder van
artikel 2 kan worden afgeweken;
2.
Onze Minister kan de geldigheidstermijn van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, bekorten wanneer sprake is van een besmetting of een vermoeden daarvan van:
b.
een krachtens het onderhavige besluit aangewezen varkensziekte.
1.
Onze Minister kan regelen stellen ten aanzien van houders van varkens ter uitvoering van de artikelen 13 en 14 van
richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1996 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens, zoals gewijzigd bij
richtlijn nr. 97/12/EG (PbEG L109) alsmede met het oog op het toezicht op de naleving daarvan.
2.
Een wijziging van een of meer artikelen van de in het eerste lid genoemde richtlijn gaat voor de toepassing van het artikel van dit besluit waarin naar die artikelen wordt verwezen, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
1.
De Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993 wordt ingetrokken.
2.
Verklaringen, als bedoeld in artikel 2 van de Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993, die zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, worden in aanmerking genomen als verklaring als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van dit besluit voor zover de geldigheidsduur van deze verklaringen ingevolge die regeling nog niet is verstreken. Voorzover de geldigheidsduur van de verklaring, bedoeld in artikel 2 van de Regeling bedrijfscontrole dierziekten 1993, gedeeltelijk is verstreken, wordt de geldigheidsduur van de verklaring, bedoeld in artikel 5, eerste lid, met de periode die overeenkomt met het verstreken deel verminderd.
's-Gravenhage, 19 januari 1998
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Uitgegeven de twaalfde februari 1998
De Minister van Justitie,