Besluit van 21 april 1998, houdende vaststelling van regels voor het na gebruik innemen en verwerken van wit- en bruingoed (Besluit verwijdering wit- en bruingoed)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 juli 1997, nr. MJZ 97112 493, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 10.4, eerste lid, 10.8, 10.29, 10.45, eerste lid, juncto 10.7 en 10.12, zesde lid, van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 27 januari 1998, nr. W08.97.0399);
Gezien het nader rapport van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 april 1998, nr. MJZ 98038069, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
product: product dat behoort tot een in
bijlage 1 bij dit besluit aangegeven categorie van wit- of bruingoed, welke categorie bij ministeriële regeling is uitgewerkt;
b.
producent: degene die een product vervaardigt en als eerste in Nederland aan een ander ter beschikking stelt;
c.
importeur: degene die een product als eerste in Nederland invoert en aan een ander ter beschikking stelt;
d.
leverancier: degene die een nieuw product in Nederland ter beschikking stelt aan degene die dat product gaat gebruiken;
e.
reparatiebedrijf: bedrijf dat zich uitsluitend bezighoudt met het repareren van producten;
f.
ketendeficit: negatief saldo dat optreedt wanneer de kosten van afvalbeheer van een product hoger zijn dan de opbrengsten van dat afvalbeheer;
g.
CFK- of HCFK: chloorfluorkoolstoffen of chloorfluorkoolwaterstoffen als bedoeld in artikel 2 van
verordening (EG)nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEG L244);
h.
PUR-schuim: poly-urethaanschuim, zijnde een thermohardende beige of geel gekleurde kunststof die wordt verkregen vanuit vloeibare polyol en isocyanaat, die met behulp van een blaasmiddel worden geëxpandeerd tot een vaste schuimstructuur van gesloten cellen.
Artikel 2
Het is verboden in inrichtingen voor het vernietigen van afvalstoffen als bedoeld in categorie 28.1 van
bijlage I behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer afzonderlijk ingezamelde of ingenomen producten te verbranden.
Artikel 3
Het is verboden de in de bijlage bij dit besluit onder categorie 1 aangewezen na gebruik vrijgekomen CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden te hebben.
Artikel 3a
Degene die een inrichting drijft als bedoeld in categorie 28.1 van
bijlage I behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer , be- of verwerkt de in
artikel 3 bedoelde koel- en vriesapparatuur op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze, met inachtneming van de
artikelen 3b tot en met 3d.
Artikel 3b
Het be- of verwerken van CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur wordt zodanig uitgevoerd dat de emissie van CFK en HCFK wordt voorkomen.
1.
Het be- of verwerken van CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur wordt zodanig uitgevoerd dat de resterende hoeveelheid olie per compressorpot maximaal 15 gram bedraagt.
2.
De hoeveelheid restolie per compressorpot wordt bepaald overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels.
1.
Het PUR-schuim uit CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur wordt ontgast of verbrand in een verbrandingsinstallatie.
2.
PUR-schuim dat zal worden hergebruikt wordt zodanig ontgast dat het resterende gehalte CFK en HCFK maximaal 10 gram per 1000 gram ontgast PUR-schuim bedraagt.
3.
Ontgast PUR-schuim dat voor hergebruik bestemd is, wordt geanalyseerd overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels.
Artikel 3e
De be- of verwerker van de in
artikel 3 bedoelde koel- en vriesapparatuur registreert gegevens met betrekking tot de be- of verwerking van deze apparatuur overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels en zendt deze toe aan een door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon.
Artikel 4
Een producent of importeur is vrijgesteld van de verplichtingen, gesteld in de
artikelen 7 tot en met 12, indien hij is aangesloten bij een convenant tussen Onze Minister en in ieder geval één of meer producenten of importeurs, waarin bindende afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van in ieder geval de verplichtingen, gesteld in de
artikelen 7 tot en met 12.
Artikel 5
Een leverancier neemt bij het ter beschikking stellen van een nieuw product een soortgelijk na gebruik vrijgekomen product dat hem wordt aangeboden, ten minste om niet in.
1.
In de afvalstoffenverordening wordt bepaald dat het gemeentebestuur binnen zeven maanden na het van toepassing worden van dit besluit op de categorieën 1, 4, 5, 7, 8, 9 en 10 van producten, zorg draagt voor:
a.
een afzonderlijke inzameling van de van particuliere huishoudens afkomstige tot die categorie behorende producten;
b.
het tot stand brengen en instandhouden van een plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, waar een leverancier een van een particulier huishouden ingenomen tot die categorie behorend product kan achterlaten.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de categorieën 2, 3, 6, 11, 12, 13 en 14 van producten, met dien verstande dat gemeentebesturen binnen een jaar na het van toepassing worden van dit besluit op deze categorieën zorg dragen voor de in het eerste lid, onder a en b, gestelde.
3.
Het gemeentebestuur neemt een door een leverancier of een reparatiebedrijf op de in het eerste lid, onder b, bedoelde plaats aangeboden product, dat hij van een particulier huishouden heeft ingenomen, in ontvangst, voor zover het gemeentebestuur het betreffende product overeenkomstig de
artikelen 7 of
8 kan afgeven aan een producent of importeur.
1.
Een producent of importeur draagt er zorg voor dat een product van het merk dat door hem in Nederland op de markt is of wordt gebracht, wanneer het door een reparatiebedrijf of het gemeentebestuur aan hem wordt aangeboden, wordt ingenomen en nuttig wordt toegepast of wordt verwijderd.
2.
Een producent of importeur draagt er zorg voor dat indien bij het ter beschikking stellen van een nieuw product aan een leverancier, aan hem een soortgelijk product wordt aangeboden, dit product wordt ingenomen en nuttig wordt toegepast of wordt verwijderd.
1.
Een producent of importeur doet binnen dertien weken nadat de in de
artikelen 7,
8 en
9 bedoelde verplichtingen op hem van toepassing zijn geworden, aan Onze Minister mededeling over de wijze waarop hij uitvoering zal geven aan de daar bedoelde verplichtingen.
2.
De mededeling houdt in ieder geval in:
a.
de wijze waarop de inname vanaf de leverancier, het reparatiebedrijf en de gemeente plaatsvindt;
b.
welk percentage van de ingenomen producten wordt hergebruikt;
c.
welk percentage van de ingenomen resterende producten of onderdelen daarvan anderszins wordt nuttig toegepast of verwijderd;
d.
de wijze van financiering van de afvalbeheersstructuur;
e.
de maatregelen die worden getroffen om de inname en verder afvalbeheer zeker te stellen, ingeval de producent of importeur ophoudt met het in Nederland op de markt brengen van producten;
f.
het monitoren van de onder a tot en met e genoemde onderwerpen.
4.
Een mededeling geldt voor een daarbij aangegeven termijn van ten hoogste vijf jaar.
1.
De mededeling, bedoeld in
artikel 10, behoeft de instemming van Onze Minister.
2.
Onze Minister kan voorschriften of beperkingen verbinden aan de instemming met de mededeling. Hij kan tevens bepalen dat de instemming geldt voor een kortere dan de in
artikel 10, vierde lid, genoemde termijn.
3.
Indien Onze Minister heeft ingestemd met de mededeling voor een bepaalde termijn, doet de betrokken producent of importeur uiterlijk 6 maanden voor de afloop van deze termijn een mededeling als bedoeld in
artikel 10.
4.
Zolang Onze Minister niet met de mededeling heeft ingestemd, draagt de producent of importeur in afwijking van de
artikelen 7,
8 en
9 er voor zorg dat het product, nadat het is ingenomen, wordt bewaard.
1.
Een producent of importeur voert de in de
artikelen 7,
8 en
9 gestelde verplichtingen uit overeenkomstig de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.
2.
Hij zendt jaarlijks vóór 1 juli aan Onze Minister een verslag over de wijze waarop in het voorafgaande kalenderjaar uitvoering is gegeven aan de in de
artikelen 7,
8 en
9 genoemde verplichtingen.
2.
Een producent of importeur is vrijgesteld van de verplichtingen, gesteld in de
artikelen 10 en
12, tweede lid, indien hij is aangesloten bij een organisatie van producenten of importeurs die deze verplichtingen namens hem uitvoert.
Artikel 15
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 16
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beheer wit- en bruingoed.
's-Gravenhage, 21 april 1998
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven achtentwintigste april 1998
De Minister van Justitie,