Let op. Deze wet is vervallen op 1 juli 2011. U leest nu de tekst die gold op 30 juni 2011.

Besluit bescherming waterleidingbedrijven 1989

Uitgebreide informatie
Besluit van 20 juli 1989, houdende uitvoering van artikel 14a van de Waterleidingwet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 juli 1988, Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Drinkwater, Water en Bodem, Hoofdafdeling Drinkwater, nr. 1178407, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, nr. MJZ 1178016;
Overwegende, dat als gevolg van het grotendeels intrekken van de Wet bescherming bevolking het Besluit bescherming waterleidingbedrijven dient te worden vervangen;
Gelet op artikel 14 a van de Waterleidingwet ( Stb. 1957, 150) en artikel 29 van de Intrekkingswet BB ( Stb. 1986, 312);
Gezien het advies van de Raad voor de Drinkwatervoorziening van 19 februari 1988;
De Raad van State gehoord (advies van 28 september 1988, nr. W08.88.0413);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 juli 1989, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, nr. MJZ 17789035;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder wet verstaan: de Waterleidingwet ( Stb. 1957, 150).
1.
De eigenaar van een waterleidingbedrijf neemt voor de instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14 a van de wet, in ieder geval de maatregelen die in de bij dit besluit behorende bijlage zijn aangegeven, in overeenstemming met een beschermingsplan als bedoeld in artikel 3, waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven.
2.
De eigenaar vormt een beschermingsorganisatie en houdt deze vervolgens in stand. Hij wijst het hoofd van deze beschermingsorganisatie aan.
Artikel 3
De eigenaar van een waterleidingbedrijf draagt zorg voor de vaststelling van een beschermingsplan. In het plan worden in ieder geval aangegeven:
a. het tijdstip waarop elk van de in de bij dit besluit behorende bijlage aangegeven maatregelen zal zijn uitgevoerd;
b. de taak van de beschermingsorganisatie en de taakverdeling in deze organisatie.
1.
Binnen vier weken na de vaststelling van het beschermingsplan dient de eigenaar van het waterleidingbedrijf het in bij Onze Minister.
2.
Hij verstrekt op verzoek van Onze Minister de gegevens, die deze nodig heeft om het beschermingsplan te kunnen beoordelen.
1.
Het beschermingsplan behoeft een verklaring van geen bezwaar van Onze Minister.
2.
De afgifte van de verklaring van geen bezwaar wordt slechts geweigerd, indien het beschermingsplan naar het oordeel van Onze Minister niet voorziet in een redelijke bescherming van de openbare drinkwatervoorziening door het betrokken waterleidingbedrijf.
3.
Onze Minister doet van de afgifte van de verklaring van geen bezwaar of de weigering ervan schriftelijk mededeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken, alsmede aan burgemeester en wethouders van de gemeenten in het voorzieningsgebied van het betrokken waterleidingbedrijf.
1.
In het geval van weigering van de verklaring wijzigt de eigenaar het plan binnen een door Onze Minister aan te geven termijn met inachtneming van de door deze gemaakte opmerkingen.
2.
Hij dient het plan binnen vier weken na wijziging in bij Onze Minister.
3.
De artikelen 4, tweede lid, en 5 zijn van toepassing.
1.
Indien de eigenaar van een waterleidingbedrijf van oordeel is dat het beschermingsplan waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, niet langer voorziet in een redelijke bescherming van de openbare drinkwatervoorziening door het betrokken waterleidingbedrijf, wijzigt hij het plan.
2.
De artikelen 4, tweede lid, 5 en 6, eerste en tweede lid, zijn van toepassing.
1.
Indien naar het oordeel van Onze Minister een beschermingsplan, waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, niet langer voorziet in een redelijke bescherming van de openbare drinkwatervoorziening door het betrokken waterleidingbedrijf, kan hij de eigenaar opdragen het plan binnen een door hem aan te geven termijn te wijzigen.
2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken alsmede burgemeester en wethouders van de gemeenten in het voorzieningsgebied van het betrokken waterleidingbedrijf worden schriftelijk in kennis gesteld van dit besluit.
3.
De eigenaar van het waterleidingbedrijf wijzigt het beschermingsplan met inachtneming van de door Onze Minister gemaakte opmerkingen.
4.
De artikelen 4, tweede lid, 5 en 6, eerste en tweede lid, zijn van toepassing.
1.
Het Besluit bescherming waterleidingbedrijven ( Stb. 1963, 381) wordt ingetrokken.
2.
Beschermingsplannen waarvoor op grond van het in het eerste lid genoemde besluit een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, worden gelijkgesteld met plannen die overeenkomstig dit besluit tot stand zijn gekomen.
3.
Beschermingsorganisaties die tot stand zijn gekomen op grond van het in het eerste lid bedoelde besluit, worden gelijkgesteld met organisaties die overeenkomstig dit besluit zijn gevormd.
Artikel 10
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 11
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 12
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit bescherming waterleidingbedrijven 1989.
Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Tavarnelle, 20 juli 1989
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven de vijfde september 1989
De Minister van Justitie,
Inhoudsopgave
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht