1.
De buitengewoon agent van politie geniet als zodanig geen bezoldiging.
1.
Onze Minister beëdigt de persoon, bedoeld in
artikel 4, tot buitengewoon agent van politie.
2.
De werkgever dient een aanvraag tot beëdiging van een buitengewoon agent van politie in bij Onze Minister en overlegt daarbij een bewijs van de titel van opsporingsbevoegdheid en een bewijs van bekwaamheid van de te beëdigen persoon.
4.
De beëdiging vindt plaats voor de opsporing van de feiten waartoe een persoon ingevolge de titel van opsporingsbevoegdheid bevoegd is, op het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.
5.
Indien gebleken is dat de in het eerste lid bedoelde persoon voldoet aan de voorwaarden voor beëdiging wordt hij binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag beëdigd.
1.
Onze Minister maakt ten behoeve van de beëdiging een akte van beëdiging op. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een door Onze Minister vastgesteld model.
2.
In de akte van beëdiging zijn in elk geval opgenomen de feiten tot de opsporing waarvan de desbetreffende persoon beëdigd is en het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.
3.
Indien de buitengewoon agent van politie bevoegd is politiebevoegdheden uit te oefenen dan wel geweldmiddelen te gebruiken, wordt daarvan aantekening gemaakt op de akte.
1.
Onze Minister neemt van de te beëdigen persoon de eed, verklaring of belofte van zuivering en een ambtseed of ambtsbelofte, vastgelegd in de bijlage af. Het proces-verbaal van de aflegging van de eden, verklaring en beloften wordt aan de akte van beëdiging toegevoegd en maakt vanaf dat moment daarvan deel uit.
2.
Bij de beëdiging ontvangt de buitengewoon agent van politie, de akte van beëdiging, het legitimatiebewijs, de tekst van
hoofdstuk 4 en, voor zover op hem van toepassing, een afschrift van de
Ambtsinstructie politie BES .
3.
Onze Minister zendt een afschrift van de akte van beëdiging aan de toezichthouder en de direct toezichthouder.
1.
Onze Minister kan van de bevoegdheid tot het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in
artikel 18, eerste lid, mandaat verlenen aan de direct toezichthouder dan wel, indien de desbetreffende persoon behoort tot een dienst ressorterend onder een van Onze Ministers die het mede aangaat, aan het hoofd van die dienst. Onze Minister zendt in dat geval de door hem opgemaakte akte van beëdiging van te voren toe aan de direct toezichthouder of het hoofd van dienst.
2.
De direct toezichthouder dan wel het hoofd van dienst in wiens handen de aflegging van de eden, verklaringen en beloften heeft plaatsgevonden, maakt van de aflegging proces-verbaal op en voegt dat toe aan de akte van beëdiging. Bij de beëdiging ontvangt de buitengewoon agent van politie de in
artikel 18, tweede lid, bedoelde stukken en wordt daarvan mededeling gedaan aan Onze Minister.
1.
Bij wijziging van de titel van opsporingsbevoegdheid, de opsomming van de feiten tot welke opsporing de buitengewoon agent van politie ingevolge zijn titel bevoegd is en het grondgebied waarvoor de opsporing geldt, behoeven de eden, verklaringen en beloften niet opnieuw te worden afgelegd indien de akte van beëdiging overeenkomstig
artikel 21 is aangepast.
2.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, worden de afgelegde eden, verklaringen of beloften geacht te zijn afgelegd voor de opsporing van de feiten in de gewijzigde akte van beëdiging.
1.
Een aanvraag tot wijziging van de akte van beëdiging wordt ingediend bij Onze Minister. Bij deze aanvraag wordt de akte overgelegd.
2.
Onze Minister past de akte van beëdiging aan indien de aanvraag betrekking heeft op een wijziging van:
a.
de titel van opsporingsbevoegdheid dan wel de opsomming van de feiten tot welke opsporing de buitengewoon agent van politie ingevolge die titel bevoegd is, overeenkomstig de bij of krachtens de wet gewijzigde titel dan wel opsomming;
b.
het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt, indien hem van de noodzaak daartoe is gebleken.
1.
De eed vervalt zodra de opsporingsbevoegdheid is vervallen.
2.
Na het vervallen van de eed zendt de buitengewoon agent van politie zijn akte van beëdiging en zijn legitimatiebewijs aan Onze Minister.