Besluit van 16 december 1970, tot uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Wet van 25 april 1963, Stb. 221
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 18 november 1970, no. 670/540 Dir. W.J.A.;
Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Wet van 25 april 1963 ( Stb. 221), houdende goedkeuring van het Benelux-Verdrag met eenvormige wet inzake de warenmerken, alsmede enkele daarmede verband houdende voorzieningen;
De Raad van State gehoord (advies van 9 december 1970, no. 7);
Gezien het nader rapport van voormelde Staatssecretaris van 15 december 1970, no. 670/581 Dir. W.J.A.;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
Met de leiding van het Bureau voor de industriële eigendom is een Directeur belast, behoudens dat voor de Octrooiraad gelden de voorschriften in dit reglement en in het
Octrooireglement ( Stb. 1921, 1083) gegeven.
2.
De Voorzitter van de Octrooiraad is tevens Directeur van het Bureau voor de industriële eigendom.
3.
Bij afwezigheid of ontstentenis van de Directeur worden zijn werkzaamheden verricht door de ondervoorzitters van de Octrooiraad in een door Onze Minister van Economische Zaken aangewezen volgorde.
4.
De Directeur is bevoegd een deel van zijn werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid aan een ambtenaar bij het Bureau voor de industriële eigendom op te dragen.
1.
De ambtenaren en het overige personeel bij het Bureau voor de industriële eigendom mogen buiten toestemming van Onze Minister van Economische Zaken geen ander bezoldigd ambt of bezoldigde betrekking bekleden. Zij mogen niet tevens zijn advocaat of octrooigemachtigde, noch middellijk of onmiddellijk betrokken zijn bij een onderneming tot het aanvragen van octrooien of tot het verrichten van depots van merken, van tekeningen of modellen of van topografieën van halfgeleiderprodukten of tot het verrichten van andere handelingen betreffende octrooien, merken, tekeningen of modellen of topografieën van halfgeleiderprodukten.
2.
Het is de ambtenaren en het overige personeel, bedoeld in het eerste lid, verboden octrooi aan te vragen.
Artikel 4
Alvorens hun ambt of betrekking te aanvaarden leggen de ambtenaren en het overige personeel bij het Bureau voor de industriële eigendom, met uitzondering van de leden van de Octrooiraad, in handen van de Directeur de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer/beloof, dat ik ijverig, nauwgezet en onpartijdig de plichten zal vervullen, welke het ambt (de betrekking) van ...... medebrengt, en met name geheim zal houden hetgeen mij uit hoofde van mijn ambt bekend is van de aanhangige octrooiaanvragen, voor zover zij niet krachtens enig wettelijk voorschrift openbaar zijn, en stipt zal helpen uitvoeren de hierbij in aanmerking komende wetten en algemene maatregelen van bestuur, en dat ik om iets hoegenaamd in dit ambt te doen of te laten, van niemand middellijk of onmiddellijk enige belofte of enig geschenk zal aannemen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat beloof ik.
Ik verklaar, dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel dan ook, voor het verkrijgen van mijn aanstelling aan iemand, wie het ook zij, iets heb gegeven of beloofd.
Dat verklaar ik".
1.
Alle ambtenaren en al het overige personeel bij het Bureau voor de industriële eigendom zijn ondergeschikt aan de Directeur, die hun werkzaamheden regelt, daarop toezicht uitoefent en hun verlof tot afwezigheid geeft.
2.
Indien Onze Minister van Economische Zaken daartoe aanwijzing geeft, wordt door de Directeur een reglement voor de inrichting van de dienst en de werkzaamheden der ambtenaren en het overige personeel vastgesteld, dat alvorens van kracht te worden, de goedkeuring behoeft van Onze voornoemde Minister.
Artikel 6
Opdrachten tot leveringen en werkzaamheden ten behoeve van het Bureau voor de industriële eigendom worden door of namens de Directeur verstrekt.
1.
Het Bureau voor de industriële eigendom is, onverminderd het krachtens de eenvormige Beneluxwet op de warenmerken ( Trb. 1962, 58) en de eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen ( Trb. 1966, 292) ten aanzien van de openstelling van nationale diensten bepaalde, voor het publiek geopend op alle werkdagen, de zaterdag daaronder niet begrepen, tenminste van 10 tot 16 uur.
2.
De Directeur kan bepalen, dat het Bureau op een bepaalde werkdag voor het publiek gesloten zal zijn. Dit besluit behoeft de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister van Economische Zaken; het wordt tijdig openbaar gemaakt.
Artikel 8
Jaarlijks, uiterlijk in de maand mei, wordt door de Directeur aan de Minister van Economische Zaken verslag uitgebracht van de werkzaamheden van het Bureau gedurende het laatst verlopen kalenderjaar.
Artikel 9
De Directeur, of de ambtenaar overeenkomstig
artikel 2, vierde lid, aangewezen, oefent alle bevoegdheden uit en vervult alle verplichtingen welke zijn overgelaten onderscheidenlijk opgedragen:
a.
aan de nationale dienst door of krachtens de eenvormige Beneluxwet op de warenmerken en de eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen;
b.
aan het Bureau voor de industriële eigendom door de wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten ( Stb. 484), en de
Rijksoctrooiwet 1995 .
1.
Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit Bureau industriële eigendom 1970.
2.
Het treedt in werking met ingang van 1 januari 1971.
Soestdijk, 16 december 1970
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Uitgegeven de vierentwintigste december 1970.
De Minister van Justitie a.i.,