Besluit van 1 mei 1990, houdende emissie-eisen voor stookinstallaties
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 februari 1989, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, nr. MJZ 0229029, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op artikelen 2a en 30e van de Hinderwet (Stb. 1981, 410);
De Raad van State gehoord (advies van 12 juli 1989, nr. W08.89.0074);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 april 1990, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, nr. MJZ 23490011, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
brandstof: een brandstof in de zin van de
Wet inzake de luchtverontreiniging ;
b.
kolen: steenkool of uit steenkool vervaardigde vaste brandstoffen, bruinkool en geperste bruinkool;
c.
zware stookolie: zware stookolie in de zin van de
Wet op de accijns ( Stb. 1991, 561) alsmede aardolie en produkten van aardolie waarvan het vloeipunt boven 40°C ligt;
d.
gasolie: gasolie in de zin van de
Wet op de accijns ;
e.
ketelinstallatie: een installatie, bestaande uit een ketel waarin brandstoffen worden verstookt, daaronder begrepen de bij de installatie behorende voorzieningen voor de reiniging van rookgas, en in hoofdzaak bedoeld om kracht op te wekken of om warmte over te dragen aan water of stoom dan wel een combinatie daarvan;
f.
bestaande ketelinstallatie: een ketelinstallatie die voor 1 augustus 1990 is opgericht of met betrekking waartoe voor 1 augustus 1990 een vergunning is verleend, tenzij na dat tijdstip de ketelinstallatie geheel vervangen is dan wel, anders dan ter voldoening aan dit besluit, de combinatie van brander en vuurhaard door een andere is vervangen of aan die combinatie wijzigingen zijn aangebracht die met nieuwbouw overeenkomen;
g.
gasturbine: een werktuig, bestaande uit een compressor, één of meer verbrandingskamers en een turbine waarin brandstof met behulp van door de compressor gecomprimeerde lucht wordt verstookt, waarna het geproduceerde verbrandingsgas in de turbine tot een lagere druk expandeert en daarbij arbeid afgeeft aan een roterende as;
h.
bestaande gasturbine: een gasturbine die voor 1 augustus 1990 is opgericht of met betrekking waartoe voor 1 augustus 1990 een vergunning is verleend, tenzij na dat tijdstip de gasturbine geheel vervangen is dan wel, anders dan ter voldoening aan dit besluit, wijzigingen zijn aangebracht die met nieuwbouw overeenkomen;
i.
gasturbine-installatie: een installatie, bestaande uit een of meer gasturbines waarin brandstof wordt verstookt, met een of meer bijbehorende ketelinstallaties waar de verbrandingsgassen van deze gasturbine dan wel gasturbines doorheen worden gevoerd teneinde warmte over te dragen aan een medium dat niet in direct contact treedt met die gassen en waarin al of niet brandstof wordt verstookt en waarbij geen dan wel nagenoeg geen extra lucht voor de verbranding wordt toegevoerd;
j.
bestaande gasturbine-installatie: een gasturbine-installatie die voor 1 augustus 1990 is opgericht of met betrekking waartoe voor 1 augustus 1990 een vergunning is verleend, tenzij na dat tijdstip de gasturbineinstallatie geheel vervangen is dan wel, anders dan ter voldoening aan dit besluit, wijzigingen zijn aangebracht die met nieuwbouw overeenkomen;
k.
zuigermotor: een installatie, bestaande uit een toestel waarin een door verbranding van brandstof verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt voor de aandrijving van een werktuig;
l.
bestaande zuigermotor: een zuigermotor die voor 1 augustus 1990 is opgericht of met betrekking waartoe voor 1 augustus 1990 een vergunning is verleend, tenzij na dat tijdstip de zuigermotor geheel is vervangen;
m.
stookinstallatie: een ketelinstallatie, een gasturbine-installatie, een gasturbine of een zuigermotor, die is opgesteld in een inrichting waarop het
Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A niet van toepassing is;
n.
warmte-inhoud van een hoeveelheid brandstof: de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie die bij de verbranding van die hoeveelheid brandstof vrijkomt;
o.
thermisch vermogen: de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof die per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;
2.
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt het begrip vergunning uitsluitend gebruikt ter aanduiding van het gedeelte van de vergunning dat betrekking heeft op de stookinstallatie.
3.
Voor stookinstallaties die behoren tot een inrichting waarvoor de vergunningplicht is opgeheven, geldt voor de toepassing van dit besluit in plaats van de datum van vergunningverlening de datum van oprichting van de stookinstallatie.
1.
Dit besluit is van toepassing op:
a.
een ketelinstallatie, een gasturbine of een gasturbine-installatie, waarin kolen, zware stookolie, gasolie of aardgas dan wel een mengsel van twee of meer van deze brandstoffen wordt verstookt;
b.
een zuigermotor waarin gasolie of gasvormige brandstoffen dan wel een mengsel van deze brandstoffen wordt verstookt, en welke wordt gebruikt voor de aandrijving van:
1°.
een elektrische generator of gascompressor in een installatie voor warmtekrachtkoppeling onderscheidenlijk in een warmtepompinstallatie;
2°.
een pomp of een compressor, die continu wordt gebruikt voor de produktie of het transport van aardgas, welke ontworpen is voor een jaarlijkse bedrijfstijd van ten minste 5000 uur.
2.
In afwijking van het eerste lid, zijn van de toepassing van dit besluit uitgezonderd:
a.
een bestaande gasturbine-installatie, waarvan tenminste een ketelinstallatie op kolen wordt gestookt;
b.
een met zware stookolie, gasolie of aardgas gestookte ketelinstallatie met een thermisch vermogen van 0,9 MW of minder per ketel;
c.
een gasturbine-installatie of een gasturbine, die jaarlijks minder dan 500 uren in bedrijf is;
d.
een gasturbine-installatie of een gasturbine, waarvan het netto asvermogen minder bedraagt dan 1 MW;
e.
een bestaande zuigermotor, waarin het aandeel van gasvormige brandstoffen in de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstof minder dan 50% bedraagt;
f.
een stookinstallatie die blijkens een daarvoor verleende vergunning wordt gebruikt voor het onderzoeken, beproeven of demonstreren van experimentele verbrandingstechnieken of van technieken ter bestrijding van de uitworp van zwaveldioxide, stikstofoxiden of stof;
g.
een bestaande ketelinstallatie die bestemd is voor tijdelijk bedrijf van niet meer dan 500 uren per jaar;
h.
een stookinstallatie waarvoor emissie-eisen zijn gesteld bij of krachtens het
Besluit verbranden afvalstoffen .
1.
Degene die een inrichting drijft, waarin zich een stookinstallatie bevindt, voldoet aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden en aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage.
2.
Degene die een inrichting drijft, waarin zich een stookinstallatie bevindt en waarvoor een algemene maatregel van bestuur krachtens
artikel 8.40 van de Wet milieubeheer geldt, voldoet aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage.
Artikel 4
Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot de wijze waarop de concentraties aan zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof in het rookgas en het voldoen aan de andere vereisten van dit besluit moeten worden vastgesteld.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2.
In afwijking van het eerste lid treden:
a.
voorschrift 3.1.1, onder c ,
b.
voorschrift 4.1.1, onder c ,
c.
voorschrift 4.1.2, onder c ,
d.
voorschrift 5.1.4, onder b ,
e.
voorschrift 5.2.2, onder b , en
f.
voorschrift 7.1, onder a , 2°,
opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage, eerst in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende voorschriften verschillend kan worden gesteld.
Artikel 6
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B.
's-Gravenhage, 1 mei 1990
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Uitgegeven de vijftiende mei 1990
De Minister van Justitie,