Besluit van 28 september 1970, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 13 augustus 1970, nr. 0730934, afdeling Juridische Zaken;
Overwegende, dat het wenselijk is, het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Woningwet van toepassing te verklaren in gemeenten, waar de situatie op de woningmarkt zulks toelaat;
Gelet op artikel 27, derde lid, van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;
De Raad van State gehoord, advies van 26 augustus 1970, nr. 5;
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 18 september 1970, nr. 0917926, afdeling Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
In gemeenten of gedeelten van gemeenten, die bij de inwerkingtreding van dit besluit bij een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 28 a , eerste lid, onder a , van de
Huurwet zijn aangewezen, zijn burgemeester en wethouders met ingang van de dag, waarop dit besluit in werking treedt, bij de toepassing van
artikel 25 van de Woningwet verplicht de in artikel 26, eerste lid, van die wet genoemde keuze te laten.
2.
In gemeenten of gedeelten van gemeenten, die na de inwerkingtreding van dit besluit bij een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het eerste lid, zijn aangewezen, is het bepaalde in het eerste lid met ingang van de dag, waarop die algemene maatregel van bestuur in werking treedt, van overeenkomstige toepassing.
Soestdijk, 28 september 1970
De Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening,
Uitgegeven de vijftiende oktober 1970.
De Minister van Justitie,