Besluit van 5 augustus 1977, houdende regels, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet op het centraal testamentenregister van 12 januari 1977, Stb. 25, alsmede houdende bepaling van het tijdstip van de inwerkingtreding van die Wet
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 29 juni 1977, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 295/677;
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, en 8, tweede lid, van de Wet op het centraal testamentenregister;
De Raad van State gehoord (advies van 13 juli 1977 nr. 6);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 28 juli 1977, nr. 338/677;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Het voor elke inschrijving van een notariële akte in het centraal testamentenregister te betalen recht wordt vastgesteld op € 8,17 en moet worden voldaan op de postrekening van het Departement van Justitie.
Artikel 2
Ons besluit van 27 juli 1918, Stb. 434, zoals gewijzigd bij Onze besluiten van 21 april 1947, Stb. H 130, 3 februari 1972, Stb. 36 en 16 januari 1974, Stb. 28, zomede Ons besluit van 6 november 1974, Stb. 641, zijn vervallen.
Artikel 3
De
Wet op het centraal testamentenregister van 12 januari 1977, Stb. 25 en dit besluit treden in werking op 1 september 1977.
's-Gravenhage, 5 augustus 1977
De Minister van Justitie,
Uitgegeven de vijfentwintigste augustus 1977
De Minister van Justitie,