Besluit van 18 oktober 1976, houdende aanwijzing van instellingen, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Opiumwet
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 29 september 1976, DG Vgz/GMI, nr. 44796;
Gelet op artikel 6, derde lid, van de Opiumwet ( Stb. 1976, 425);
De Raad van State gehoord (advies van 13 oktober 1976, nr. 18);
Gezien het nader rapport van onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 15 oktober 1976, DG Vgz/GMI, nr. 45 117;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1.
De verboden, voor zoveel betreft het verstrekken en het vervoeren, gesteld in artikel 2, eerste lid, onder B, en in artikel 3, eerste lid, onder B, en de verboden, gesteld in
artikel 2, eerste lid, onder C, en in
artikel 3, eerste lid, onder C, van de Opiumwet, zijn niet van toepassing op:
a.
ziekenhuizen in de zin van de
Wet op de Geneesmiddelenvoorziening ( Stb. 1958, 408);
c.
door Onze Minister overeenkomstig door Ons gestelde regelen erkende instellingen tot het verlenen van hulp aan verslaafden, voor wat betreft door Onze Minister aangewezen middelen;
e.
de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens.
2.
Een in het eerste lid, onder c , bedoelde erkenning, kan onder beperkingen worden verleend; aan een erkenning kunnen voorschriften worden verbonden.
3.
Een in het eerste lid, onder c , bedoelde erkenning kan worden ingetrokken indien:
a.
de instelling niet meer voldoet aan de door Ons voor erkenning gestelde regelen;
b.
wordt gehandeld in strijd met de aan een erkenning door Onze Minister verbonden voorschriften.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 23 juni 1976 ( Stb. 424) in werking treedt.
Soestdijk, 18 oktober 1976
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,
Uitgegeven de zesentwintigste oktober 1976
De Minister van Justitie,